wordt door de cultuur van Sheridan, het
virtuose Parlementslid, geheel behandeld als een spel, met regels; zij bestrijkt
een beperkter gebied, al is zij in wezen even universeel als de politieke
propaganda, zij is, kortom, behalve een zonde ook nog een kunst. De personages
van Sheridan zijn scheppingen van iemand, die pleizier heeft in het contrapunt
van hypocrisie en losbolligheid; de beide broers, Joseph en Charles Surface,
zijn geen psychologisch verantwoorde wezens, maar twee ‘muzikale’ motieven, dat
van de hypocrisie en dat van de losbolligheid, die tegen elkaar worden
uitgespeeld, tot het laatste motief het wint; maar eigenlijk is de overwinning
van de goede losbol op de slechte hypocriet meer een blijspelslot, want het is
Sheridan vooral te doen om de ‘muziek’ van de laster: dat communicatiemiddel
tussen de mensen, waardoor de ‘principes’ in stand worden gehouden, en
waarzonder de maatschappij niet kan bestaan. (Ook Charles Surface, de losbol,
die Sheridans sympathie heeft en het geld krijgt van de door en door goede oom
Oliver, bedient er zich van, zij het op een aangenamer, speelser wijze!) Het
eigenaardige van dit soort toneelwerk is, dat het doorlopend boeit, hoewel de
personages ‘typen’ zijn gebleven; het fascinerend uitspelen van het ene type
tegen het andere noem ik een bij uitstek muzikale kunst; zowel de ‘handeling’
als de ‘karaktertekening’ zijn bijzaak, want de gehele compositie wordt beheerst
door het ‘pro en contra’ dier typen. Sheridan is een meester in de variatie; hij
goochelt zo met zijn figuren, dat zij in de onverwachtste situaties tegenover
elkaar komen te staan, om in een volgend ogenblik weer te worden weggerukt naar
een andere positie. Zijn dialoog is verre van simpel, maar het vuurwerk er in
mist, hoe bestudeerd het ook moge zijn, nooit zijn effect; in dit opzicht doet
Sheridan soms denken aan Shaw in zijn beste momenten; ook Shaw laat zich vaak
drijven op het spel der conversatie, dat bij Sheridan alpha en omega van het
toneel is.