al heel naïef zijn; enkele dagen later zag ik dezelfde Vera
Bondam even overtuigend als Maria Stuart in het gelijknamige stuk van Vondel!
Welnu, een vrouw heeft aan één leven nog niet eens genoeg om alle consequenties
van het Candida-zijn te trekken; hoe zou zij dan in één week Candida en Maria
Stuart tegelijk kunnen zijn? Men bedenke dit even: de vrouw
van een Engelse dominee met sociale neigingen, èn de martelares voor het
Vondeliaanse katholicisme!
De oplossing: Vera Bondam is niets, maar zij speelt alles. Ik bedoel geenszins, dat er geen mevrouw Vera Bondam zou
bestaan, met een eigen karakter en een eigen leven; maar ik bedoel, dat deze
onderdane van het Koninkrijk der Nederlanden noch met Candida, noch met Maria
Stuart iets anders gemeen behoeft te hebben dan de maskerade van het kind, dat
spelen wil... en het in dit geval ook uitstekend kan!
Ik schreef in de eerste alinea van dit artikel, dat het tegenwoordige toneel
gewoonlijk de litteratuur populariseert en vulgariseert. Dit behoeft niet in te
houden, dat alle toneelstukken, die bij uitstek speelbaar zijn, slecht zijn, dat
wil zeggen populair en vulgair. Zij zijn dat alleen, wanneer men hun een
betekenis en een gewicht onderschuift, dat zij krachtens hun spelkarakter niet
hebben.
Een andere vraag is, of de diepste problemen op het toneel überhaupt gesteld
kunnen worden. Het diepe probleem van Hamlet is geen
toneelspelersprobleem, en Shakespeare moest zich telkens vermommen om wijsheden
te kunnen zeggen, die het publiek van het Globe-Theater niet kon begrijpen. Maar
hij had tevens onmiskenbaar pleizier in de maskerade, in het laten leven van
mensen, die door toneelspelers bij wijze van maskerade en in het bestek van een
‘voorstelling’ geleefd worden. Men ontdekt in Shakespeare steeds meer geheimen,
als men in zijn werken doordringt, maar hij schreef ze neer in het
cijferschrift, dat spel heet; hij moet dat gedaan hebben in het bewustzijn, dat
het spel de aangewezen weg is om de diepste ernst op een zeer bijzondere wijze
te openbaren en te omhullen tegelijk. De toneelcriticus, die in zijn ambt
‘geschoven’ is en zich van acteurs niet al te veel voorstelt, kan dus van het
spel toch genoeg leren; hij kan zijn eigen speels-