Verklaring bij de noten
1 Dit stuk werd om ons onbekende redenen niet gepubliceerd.
2 Dit stuk was volgens een aantekening van de schrijver bestemd voor
de rubriek ‘Panopticum’ in het tijdschrift ‘Forum’. Om ons onbekende redenen
werd het niet gepubliceerd.
3 In dit artikel is om begrijpelijke redenen de oude spelling
gehandhaafd. Het is, evenals de stukken, die beginnen op de pp. 561, 562,
567-576, 593 en 606, geschreven onder het pseudoniem Sag(ittarius).
4 Het stuk ‘Dichter und Bauer’ werd geschreven naar aanleiding van
een aantekening, die prof. P.N. van Eyck, de uitgever van de ‘Verzamelde
Verzen’ van J.H. Leopold, d.d. 19 Juli 1935 plaatste bij bladzijden 265 en
266:
De heer J.A. Rispens te Deventer maakt mij opmerkzaam op een in ‘De Nieuwe Gids’
van Juni 1927 verschenen, mij onbekend gebleven artikel van Dr K.H. de Raaf,
waaruit blijkt, dat de twee door mij op de bovengemelde bladzijden gepubliceerde
gedichten, ‘Aan Hélène’ en ‘Zondagmorgen in Maart’ aan Dr de Raaf toebehoren.
Daar de kenmerken van Leopold's poëzie sinds de tijd van de ‘Christus-Verzen’ in
deze beide gedichten ontbreken en hun handschrift, van zijn gewone schrijfwijze
zeer verschillend, mij een in schoonschrift toegepaste variant van zijn
jeugdhand scheen, rekende ik hen, zoals ik in de ‘Aantekeningen’ aangaf, tot die
‘vroege’ gedichten van Leopold, die de kenmerken van zijn poëzie eveneens missen
en die ik daarom - men zie de ‘Toelichting’, blz. 347 - voor opneming in de
‘Verzamelde Verzen’ ‘niet in aanmerking’ achtte te ‘komen’.
Dat Leopold zelf hen, als ‘Uwer was ik gedachtig’ uit de tijd van de
‘Christus-Verzen’, tussen zijn latere gedichten gelegd had en er, naar ik
onderstelde, dus iets mee voorgehad moest hebben, is de overweging, waarom ik
niet ook ‘Aan Hélène’ en ‘Zondagmorgen in Maart’ van opneming uitsloot, maar
hen, hoewel slechts na lange aarzeling, onder de titel van ‘Twee Vroege
Gedichten’ op de plaats liet, waar ik hen gevonden had. Ik besloot hiertoe, bij
de gedachte aan de oorspronkelijke vorm van De Raaf's slotverzen:
Mij is 't of elke klok verkondt:
De lente komt, de lente komt!
te eerder, daar onder Leopold's, dus niet gepubliceerde ‘vroege’ verzen een
gedicht ‘Klokkenspel’ voorkomt, waarin, gelijk bij De Raaf, de