len is in specialismen, zonder dat wij in staat zijn daarvoor een
synthese te vinden, is mijn charmante goede bekende lijdende aan slapeloosheid.
Hij vindt zichzelf en zijn tijdgenoten ongelukkige wezens, omdat zij in
gedeeltelijkheid moeten leven en het Grote Geheel niet meer kunnen benaderen.
Daar ik hem van dag tot dag meer in verval zag geraken en aspirine noch populaire
cursussen van de Volksuniversiteit hem langer baat brachten, sprak ik tot hem in
een gelijkenis, zijnde dit de beproefde weg om iemand via de beeldspraak de ogen
te openen. Ik sprak dan:
‘Onlangs werd ik uitgenodigd om aan te zitten aan een uitgebreide rijsttafel. Het
was de eerste maal, dat mij zoiets overkwam, want ik ben niet koloniaal
georiënteerd. Je zult je dus kunnen voorstellen, dat ik danig schrok, toen ik
steeds maar meer gespecialiseerde gerechten zag opdragen, gegroepeerd om een
monsterlijk vat met rijst. En altijd maar door verschenen er uit de keuken
nieuwe specialismen, zodat ik met angst en verbijstering werd geslagen. Moest ik
dat alles opeten? Wat een warboel zou er in mijn maag ontstaan! Ik twijfelde,
twijfelde, werd bijna radeloos... tot mij iets zeer eenvoudigs inviel: ik at n.l. tot ik genoeg had! En ik moet zeggen, dat ik mij
daarna een harmonisch en gelukkig mens gevoelde, bereid om later weer rijsttafel
te eten, en daarna nog eens rijsttafel, en zo voort tot in lengte van dagen.’
Deze gelijkenis gaf ik hem; maar als ik geweten had, dat hij mij zo slecht zou
verstaan, zou ik hebben gezwegen. Enige dagen later ontmoette ik mijn goede
bekende n.l. weer; tot mijn verbazing was hij nu nog bleker dan anders en hij
zuchtte dieper dan ooit.
‘Ik heb je gelijkenis beproefd,’ zei hij heel somber.
‘Wat?’ vroeg ik ontsteld, want ik ben niet gewoon, dat men mijn gelijkenissen op
hun uiterlijk omhulsel gaat beproeven.
‘Ik heb je gelijkenis beproefd,’ herhaalde hij en er kwam iets van afschuwelijk
herinneren om zijn mond. ‘Ik ben naar een Indisch restaurant gegaan en heb daar
de uitgebreidst mogelijke rijsttafel besteld. En toen... nu, toen heb ik
gegeten, tot ik genoeg had, tot ik walgde, tot ik brandde van sambal, tot er
geen schoteltje meer vol was, tot... enfin, ik bespaar je het