weer totaal verschillend) wel. Bij Spengler echter wordt het systeem tot een
morphologisch noodlot, dat de wereld in zijn greep gevangen houdt, bij Ortega
heeft het veeleer het karakter van een soepel geleide academische formule.
Aan Nietzsche heeft Spengler zeer veel te danken; bijna al zijn grondgedachten
vindt men reeds bij Nietzsche terug: de tegenstelling apolinisch-dyonisisch, de
mens als het roofdier, de afkeer van Engelse philosophie en
vooruitgangsillusies. Ook in zijn stijl is Spengler sterk door Nietzsche
beïnvloed. Van Spengler zelf is echter het culturenstelsel, dat hij zelfs in
tabellen heeft neergelegd (al erkent hij in zijn methode door
Goethe te zijn beïnvloed). Op die tabellen vindt men de symptomen met medische
onverbiddelijkheid (vaak: schijn-onverbiddelijkheid!) naast
elkaar gegroepeerd. Spengler gaat immers uit van de gedachte, dat een cultuur in
zichzelf gesloten is; een cultuur heeft een leven en een ontwikkeling, derhalve
ook een dood. Ergo moeten de feiten, die de geschiedenis oplevert, door een
‘ziener’ van het historische als parallellen kunnen worden geduid. ‘Mystisch
parallellisme’ noemt Huizinga het in zijn Gids-studie over
Spengler (‘Twee worstelaars met den Engel’), waar hij deze zin van Spengler
citeert: ‘Als Symbole identischen Phänomene entsprechen also
die Bastille, Valmy, Austerlitz, Waterloo, der Aufschwung Preussens, den antiken
Faktoren der Schlachten von Chäronea und Gaugamela, dem Königsfrieden, dem Zug
nach Indien und der Entwicklung Roms.’
Dit parallellisme is schitterend, al is het dan de wetenschappelijke en zeker
geniale belichaming van een populaire neiging tot vergelijken van het
onvergelijkbare. De zwakheden zijn in zulk een conceptie gemakkelijk aan te
wijzen, maar de genialiteit blijft niettemin onaangetast. Men heeft het Spengler
b.v. kwalijk genomen, dat zijn conceptie van de Arabische cultuur (die zich
volgens hem nog uitstrekt tot ongeveer het jaar 1000) geen plaats openlaat voor
het Christendom. Er is inderdaad van alles in te brengen tegen een dergelijke
constructie, maar het wil mij voorkomen, dat Spenglers indeling hier wel
degelijk van waarde is, al was het alleen maar als reactie op de absolutistische
overschatting en isolering van het