lent is van dichtbij
gezien veel volkomener dan het genie, maar het mist precies het absolute,
waardoor het genie zich voortplant door de ruimte. Daarom is Max
Havelaar een boek van vandaag en Huets Lidewyde de
curiositeit op romangebied van een scherpzinnig essayist.
In de correspondentie tussen Huet en Multatuli treft steeds weer dit verschil,
dat het ‘sleutelverschil’ is tussen twee oppositionele geesten van de vorige
eeuw. De distantie van Huet, de voornaamheid en het werkelijk fatsoen van Huet,
zij raken soms de gemeenzaamheid en de ongegêneerdheid van Douwes Dekker, maar
precies elkaar opvangen doen ze eigenlijk nooit. Multatuli heeft daarbij het
tekort van Huet duidelijk gezien, al was hij in ‘tactiek’ de mindere; hij voelde
in Huet instinctief nog de blijvend geïnteresseerde, de correspondent van
Potgieter, de scepticus, wiens negativiteit ondanks alles in de Nederlandse
arithmetiek blijft opgenomen, terwijl hijzelf er hoe langer hoe meer buiten
viel.
‘Hoe maken 't toch al de menschen’, schrijft hij 31 Mei 1867 aan Huet, ‘die, u
lezende, zeggen “mooi! juist” en toch voortgaan... met de Amsterdamsche Beurs
zoo fraai te vinden? Dat begrijp ik niet. Maar ik begrijp bovendien hoe langer
hoe minder van de heele maatschappij. Mijn heele intelligentie
hangt van niet-begrijpen aan elkaar.’ Ziedaar een zin, waarvoor het
talent zich zou gêneren, maar die Multatuli's genialiteit beter dan welke
uiteenzetting ook bewijst; want de intelligentie is in wezen altijd een aan elkaar-hangen van niet-begrijpen, en het is slechts de
voorzichtige zelfbeperking van het talent, die ons de schijn voortovert als zou
het in werkelijkheid anders zijn, als zou de factor van het niet-begrijpen, van
de ‘verrassing’ eigenlijk uitgeschakeld zijn. En tekent Multatuli in deze kleine
passage niet uitstekend de paradoxale positie van Huet? En behalve van Huet, van
de grenzen van het prikkelende, negativistische, ondanks zijn venijn toch
heimelijk getolereerde sceptische talent? In menig geval immers waren de
lofprijzers van de Beurs ook de bewonderaars van de negativistische,
smaakverbeterende Huet....
Deze brief handelt over een stuk van Huet over Ten Kate's Schepping. ‘Men zal uw stuk waarschijnlijk weer niet begrij-