96. E. du Perron aan M. ter Braak
Den Haag, Vrijdag. [16 Oktober 1931]
aant.
Beste Menno, Afgesproken voor Zondag. Ik kom dan tegen 11 uur, of iets later, dat hangt van den trein af dien ik te pakken krijg. Kunnen we ook nog naar de tentoonstelling Toorop, en die van Koch-Willink-Postma?
Ik las je brief met aandacht, maar begrijp er eig. niets van. Que de bruit pour une omelette! Het lijkt wel of ik Pom verontramponneerd heb en verkracht, inpl. van zoetjes verneukt. Wat hij van ons gaat denken, en Coster, is wel mijn laatste zorg; ik vind dit stukje, eerlijk gezegd, uitstekend en prachtig om er Panopticum mee te openen. Wil je het er absoluut uit hebben, breng het dan in stemming en als Roelants het met je eens is - waar immers kans op is - kwak het er dan uit. Ik kan je alleen zeggen dat het mij aan het hart zou gaan.
Al was het alleen omdat Jany een Gids-nr. naar Den Haag heeft meegebracht om me van de voortreffelijkheid van Pom's artikel te overtuigen, dan reeds zou er mij véél aan gelegen zijn om mijn stuk niet terug te trekken. Maar ik las het gisteravond in drukproef over en vond het zoo aardig, wèl ‘du meilleur du Perron’, al is het dan zacht verneukeratief en niet féroce. Laten we toch niet tè veel bedenkingen gaan hebben met, voor en over ‘den lezer’, dan gaat alle aardigheid er spoedig af. Roelants heeft ook katholieke lezers.
Ik ben gisteravond een kop thee gaan halen bij je zusje Tine: de thee bleek koffie te zijn, maar als zoodanig ‘perfect’; een andere verrassing was echter dat ik er je ouders trof, en zonder moeite herkende. Het was erg aardig, maar heeft niet lang geduurd. Met je moeder heb ik het toch nog even gehad over Coster en Binnendijk. - Wat jij nog niet weet is, dat ik over die ‘verraads’-kwestie een duidelijk briefje aan Van Wessem ge-