| |
| |
| |
1931.
8
‘Terwijl ik toch een paar jaar geleden’ = Verwijzing naar Ter Braak's eerste verloving.
‘je poëzie in Balans’ = In Balans, algemeen jaarboek der Nederlandse kunsten, onder redactie van Binnendijk, Ter Braak, Kelk, Lichtveld en Scholte, verscheen in de jrg. 1930 van Du Perron het gedicht De Wachtende, EdP., V.W. 1, p. 102.
‘Wat een bevrijding, driedubbel getrouwd naar Zuid-Amerika te durven gaan’ = Barnabooth trouwde ‘selon l'église d'Angleterre, selon l'église de Rome, et selon le consulat du.’
‘Thomas Mann's Zauberberg’ = Ter Braak's belangstelling voor het schrijverschap van Thomas Mann (1875-1955) is bekend. ‘Zijn naam blijft een symbool van een bedachtzame, maar onaantastbare intellectuele oprechtheid’, schreef hij bij Mann's zestigste verjaardig op 5 Juni 1935 in Het Vaderland. En ‘zijn Zauberberg zou men de synthese kunnen noemen van Duitse ‘Gründlichkeit’ en psychologisch raffinement’ (Het Vaderland, 4 December 1936). De persoonlijke kennismaking tussen beide mannen had in 1937 in Zwitserland plaats.
| |
9
Feuchtwanger = Lion Feuchtwanger (1884-1958), wiens roman Erfolg - ‘het dikke domme boek Erfolg’ volgens Du Perron (EdP., V.W. 2, p. 443) - in 1930 groot opzien baarde.
Döblin = Alfred Döblin (1878-1957), werd een vermaardheid met zijn in 1929 verschenen Berlin Alexanderplatz, de roman over het leven van de Berlijnse transportarbeider Franz Biberkopf. Ter Braak schreef over Döblin en Feuchtwanger o.m. in Het Schrijverspalet, M.tB., V.W. 3, p. 400.
l'Immoraliste = Roman (1902) van André Gide.
‘ook de spijkers en scharnieren heb ik weer teruggevonden’ = Volgens D.A.M. Binnendijk is het beeld van de spijkers en scharnieren voor het eerst, en al jaren vòòr 1931, door hemzelf gebruikt en daarop door Marsman overgenomen. In zijn bespreking van Parlando in De Gids, jrg. 1930, noemde Marsman Du Perron's verzen ‘in elkaar gezet, gespijkerd en vastgeschroefd.’ (Zie H. Marsman, Critisch Proza, p. 104).
‘Greshoff... ijvert soms voor de raarste 2e rangs-auteurs’ = Greshoff vond de Comte de Comminges en de vicomte de Bondy auteurs in de lijn van P.J. Toulet, terwijl Comminges hem ook nog deed denken aan Couperus, zoals kan blijken uit een artikel in Den Gulden Winckel van November 1932.
Der Tod in Venedig = Novelle van Thomas Mann.
| |
10
‘het klinkt vies’ = Het citaat waarop Ter Braak een variant zocht, was van Voltaire (uit het voorwoord van L' Enfant Prodigue in de uitgave van 1738) en luidde: ‘Encore une fois,/Tous les genres sont bons, hors le
| |
| |
genre ennuyeux.’ (Démasqué der Schoonheid zou als motto meekrijgen: ‘Tous les genres sont ennuyeux, hors le bon’.)
Jean Barois = Du Perron schreef in november 1929 over deze roman van Roger Martin du Gard (1881-1958): ...voor mij behoort het (André Gide's Les Faux-Monnayeurs) met Jean Barois, met A.O. Barnabooth, tot de grootste boeken van de franse 20e eeuw..., EdP., V.W. 2, p. 187.
| |
11
‘de verhalenbundel van Bijleveld... voor het plezier om Nijhoff te antwoorden op het... stukje dat hij... in De Gids heeft gezet’ = M. Nijhoff besprak in De Gids, jrg. 1931, afl. 1, p. 137, Twintig Noord- en Zuid-Nederlandsche Verhalen, een anthologie samengesteld door C. van Wessem, en uitgegeven door Bijleveld te Utrecht. In Den Gulden Winckel van Februari 1931 reageerde Du Perron op het stuk van Nijhoff. EdP., V.W. 2, p. 268.
‘den Vliegenden Hollander’ = Feestspel, door M. Nijhoff geschreven ter viering van het 71ste lustrum der Leidse universiteit (1930).
zie Helikon = Du Perron doelde op het vers Het Bezoek van M. Nijhoff in Helikon, jrg. 1931, p. 11.
| |
12
‘Ik kom dus Zaterdag’ = 17 Januari 1931.
‘Van Coster heb ik nog 90% minder illusies over dan vroeger, sinds Zaterdag’ = Het is niet duidelijk wat de oorzaak van Ter Braak's gedesillusioneerdheid is geweest; misschien de lectuur van Coster's bijdrage in het Januari-nummer van De Stem over kunst, verliefdheid en huwelijk?
| |
13
‘dat voortreffelijke stuk over Hinne Rode’ = Ter Braak's bespreking van R. van Genderen Stort's roman Hinne Rode verscheen in Critisch Bulletin, jrg. 1930, afl. 2. Het werd opgenomen in Man tegen Man. MtB., V.W. 1, p. 308.
‘ik kreeg een zondaar-achtig gevoel’ = De Zondaar was de titel van een veelgelezen, ‘gedurfde’ roman van Alie Smeding, uitgegeven door Nijgh en Van Ditmar. Zie ook EdP., V.W. 2, p. 28.
Don Segundo Sombra = De Argentijnse auteur Ricardo Guiraldes (1886-1927) publiceerde in 1926 zijn roman Don Segundo Sombra.
‘ik wou jou eèn van déze 2 boeken opdragen’ = Een Voorbereiding werd opgedragen aan Menno ter Braak, het derde deel van de Cahiers, Tegenonderzoek, zou tenslotte verschijnen met een opdracht aan Vestdijk.
| |
14
Gille = Gille du Perron (*1926), zoon van E. du Perron en Simone Sechez.
| |
15
‘zend... mijn artikel naar de Vr. Bladen’ = Het artikel zou aanleiding zijn tot een briefwisseling met Marsman; zie Du Perron's brief nr. 25 van 5 Februari 1931 en de annotatie daarbij.
| |
| |
‘D.G.W.’ = Den Gulden Winckel, geïllustreerd maandschrift voor boekenvrienden, destijds onder leiding van W.A. Kramers (*1893).
‘het stuk tegen Pom’ = Zie dP's brief van 11 Jan. '31.
| |
16
Brotteaux = Brotteaux des Ilettes, een hoofdfiguur uit Anatole France's roman Les Dieux ont Soif (1912), die speelde in de tijd van de Franse revolutie.
[...] = Zeven woorden weggelaten.
[...] = Eèn alinea weggelaten.
| |
17
Gamelin = Evariste Gamelin, op Saint-Just geïnspireerde figuur in Les Dieux ont soif.
St. Just = Louis Antoine Léon de Saint-Just, rechterhand van Robespierre, met hem in 1794 op 26-jarige leeftijd geguillotineerd. Du Perron heeft veel belangstelling voor de bijna legendarisch geworden figuur van Saint-Just getoond-zie het register in EdP., V.W. 7, p. 633 - vermoedelijk gedeeltelijk onder invloed van Malraux, die echter van hem schreef dat ‘nul n'a si passionnément espéré changer l'homme, en le contraignant à une épopeé transfiguratrice.’ Du Perron's belangstelling is meer gewekt door de Julien Sorel-kant van Saint-Just, de geniale jongeling met de vroege luciditeit en onverschrokkenheid tegenover de dood. Ook het talent dat Saint-Just toonde voor de vriendschap, moet Du Perron hebben aangetrokken. Over Saint-Just, zie de studie van Albert Ollivier, Saint-Just ou les forces des choses, Parijs 1954, met een voorwoord van Malraux, dat waard is vergeleken te worden met de opmerkingen over de Franse revolutionair in het werk van Du Perron.
papa France = Anatole France, pseudoniem van Anatole Thibault (1884-1924). Du Perron over France's Les Dieux ont soif in EdP., V.W. 2, p. 140.
| |
18
‘De dito-vrouw van Blankenheim’ = De Domineesvrouw van Blankenheim, roman van Alie Smeding.
‘die je me toevallig op mijn verhuizingsdag van het 28ste naar het 29ste levensjaar deed geworden’ = Ter Braak werd geboren op 26 Januari 1902.
‘In Deel I (Afscheid) komen dus’ = Als negende stuk werd in Afscheid van Domineesland nog opgenomen: De Haat des Positieven en des Negatieven. De andere stukken, Waarom Ketters, Essay en Essay (n.a.v. Marsman's De Anatomische Les) Precieuze Snert (n.a.v. Van Genderen Stort's Hinne Rode) en En Drie Jaar Later (n.a.v. Johan van Vorden's Maja), werden opgenomen in Man tegen Man.
[...] = Vier woorden weggelaten.
Truida = Mevr. G. ter Braak.
| |
| |
| |
19
‘Het verhaal is helaas niet compleet’ = Van Een Voorbereiding verscheen een tweede druk in Juli 1931, met een opdracht aan Menno ter Braak.
| |
20
‘mijnheer Pit’ = A. Pit, echtgenoot van Carry van Bruggen, kunsthistoricus.
Coenen = Frans Coenen (1866-1936).
Marie Bashkirtseff = Marie K. Bashkirtseff (1860-1884), Russisch schilderes die sinds 1870 in Parijs woonde en vooral bekend is geworden door haar Journal.
P. tot A. = Poging tot Afstand.
B.G. aan E. = Bij Gebrek aan Ernst. Het citaat van Gogol verscheen later inderdaad als epigraaf, zie ook EdP., V.W. 1, p. 295.
‘zend me Cinema’ = Cinema Militans, MtB, V.W. 2.
‘over je haat (positief) voor Coolidge en (negatief) voor het vrijzinnig protestantisme’ = In De Haat des Positieven en des Negatieven, MtB., V.W. 1, p. 270, gaf Ter Braak uiting aan zijn afkeer van het vrijzinnig protestantisme in Nederland en van Calvin Coolidge (1872-1933), president van de V.S. van 1923-1928, ‘symbool van de alles beschermende Bijbel en de alles beschermende Dollar’, achter wiens masker men ‘kerken bouwt op Ford-chassis’. Ook volgens de Amerikaanse historicus Allan Nevins ging bij Coolidge streng protestantisme samen ‘with extraordinary deference to big business’. En tot de ‘heilige phrasen’ van de president, waaraan Ter Braak zich blijkens zijn stuk zo ergerde, zal vermoedelijk deze, door Coolidge dikwijls herhaalde levenswijsheid hebben behoord: ‘There are two ways to be self-respecting: to spend less than you make, and to make more than you spend.’
| |
21
Leiding = Tweemaandelijks tijdschrift onder redactie van P.N. van Eyck, C. Gerretson en P. Geyl. Het verscheen in 1930 en 1931.
‘het laatste nr. van Leiding’ = In de tweede jaargang van Leiding, p. 84 en later nog eens op p. 173, schreef P.N. van Eyck over de poëzie van Slauerhoff.
Henri Mayer = Haags boekverkoper (1880-1958), van 1911 tot 1957 werkzaam bij de fa. Nijhoff. Bekendheid genoot hij in Haagse literaire kringen om zijn grote bibliografische kennis, en zijn belangstelling voor de Franse literatuur.
| |
22
Stopes = Marie Carmichael Stopes (1880-1958), Engels dichteres, biologe en seksuologe. Vooral bekend waren haar werken: Married Love (Hij en Zij in het Huwelijk) en Wise Parenthood (Verstandig Ouderschap).
[...] = Achttien woorden weggelaten.
‘de katholieke ventjes’ = Cinema Militans verscheen in 1929 te Utrecht bij de De Gemeenschap.
| |
| |
(E.d.R!) = Elisabeth de Roos. Het is mevr. E. du Perron-de Roos niet duidelijk wat Ter Braak met haar initialen kan hebben bedoeld.
v.d. Hoeven = G.G. van der Hoeven, destijds hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant.
Les Conquérants = Eerste roman (1928) van André Malraux, door Du Perron in de Cahiers van een Lezer besproken. EdP., V.W. 2, p. 133.
‘Kriminalfilm: Turksib’ = Turksib, een film van de Russische cineast Viktor Turin, die een onderdeel van Stalin's eerste vijfjarenplan - de aanleg van de spoorlijn Turkestan-Siberië - tot onderwerp had. Het was een film die in de kringen van de Filmliga sterk de aandacht had getrokken. Boven films van het soort Turksib prefereerde Du Perron echter een goede detectivefilm.
| |
23
Serenitas = Roman van Albert Helman.
Jacques de Thouars = Aan Jacques de Thouars werd Hampton Court opgedragen.
| |
25
Kramers = W.A. Kramers, redacteur van Den Gulden Winckel.
‘Ik heb hem geschreven dat als hij de boel ditmaal niet opnam’ = De briefwisseling over poëzie tussen Marsman en Du Perron zou, volgens Du Perron's bedoeling, in D.G.W. zijn verschenen. Hij werd echter 26 Februari 1931 afgedrukt in De Nieuwe Eeuw.
‘je proeven met inleiding’ = De inleiding is het essay Afscheid van Domineesland, waarin het versje voorkomt waarop Du Perron's volgende zin doelt. MtB., V.W. 1, p. 163.
| |
26
Mme de Rênal = Du Perron's geliefde vrouwenfiguur uit Stendhal's Le Rouge et le Noir.
Angiola Cacace = Napolitaanse maîtresse van Putouarey in Valery Larbaud's A.O. Barnabooth.
| |
27
Cendrars = Blaise Cendrars, pseudoniem van Frédéric Sauser-Hall (1887-1961), Frans schrijver van Zwitserse origine. Zijn Les confessions de Dan Yack verscheen in 1929. Cendrars wordt verschillende malen genoemd in de Cahiers van een Lezer, als een Den Doolaard-achtige avonturier, als een door Marsman overschat auteur. Over Dan Yack, zie EdP., V.W. 2, p. 202.
‘de strijd met Marsman’ = Briefwisseling tussen Du Perron en Marsman over het kreatieve in de poëzie, gepubliceerd in De Nieuwe Eeuw, 26 Februari 1931. Zie ook EdP., V.W. 2, p. 289.
| |
29
‘mijn broer, den neuroloog’ = J.W.G. ter Braak (*1903).
‘het contra-artikel van Binnendijk: Dogma of Aesthetica’ = Zie De Vrije Bladen, jrg. 1931, p. 60.
| |
| |
‘van onzen Dirk’ = Coster's brief aan Ter Braak is verloren gegaan.
‘waarom men zijn leven lang getreiterd wordt’ = Het is mogelijk dat Dirk Coster er zich tegen ter Braak - voor wiens talent hij aanvankelijk waardering koesterde - over heeft beklaagd dat hij getreiterd werd; die klacht is in verschillende brieven van Coster te vinden (zie Coster's brieven in zijn Verzamelde Werken).
| |
30
De juiste datum van deze brief is moeilijk vast te stellen. Du Perron schreef ‘Woensdag 12’, maar hij had blijkbaar eerst geschreven ‘Woensdag 11’. Nu viel Woensdag inderdaad op 11 Februari 1931. Dat lijkt de waarschijnlijkste datum, maar Du Perron kan zich ook hebben vergist en Woensdag hebben geschreven voor Donderdag.
‘een boek over Lenin’ = Zeer waarschijnlijk is dat de biografie van Lenin door Valeriu Marcu geweest. EdP., V.W. 2, p. 482.
Marinetti = Filippo Tommaso Marinetti (1876-1944), italiaans schrijver, grondlegger van het futurisme.
| |
31
‘Ingesloten een 20e eeuwsche Shakespeare’ = De ingesloten Shakespeare is verloren gegaan.
| |
32
Ivens = Joris Ivens (*1898), Nederlands cineast. Ter Braak schreef over Ivens in De Absolute Film. Zie met name MtB., V.W. 2, p. 553-554.
| |
33
‘Maar, zegt Marsman’ = De eerste zin van Marsman's bespreking van Parlando uit 1930, luidde: ‘De poëzie van Du Perron begint met Parlando’. H. Marsman, Critisch Proza, p. 103.
‘een stuk n.a.v. Trotsky' in de cahiers’ = De eerste stukken uit Flirt met de revolutie, geschreven o.a. naar aanleiding van Trotsky's autobiografie, zijn gedateerd 14 en 18 Februari 1931. EdP., V.W. 2, p. 482-489.
| |
34
Ed. Dujardin = Edouard Dujardin (1861-1949), dichter, romancier, essayist en toneelschrijver. Dujardin, een leerling en vriend van Mallarmé, publiceerde zijn roman Les lauriers sont coupés in 1887. Aan Dujardin werd, als auteur van deze roman, Larbaud's verhaal Mon plus secret conseil uit Amants, heureux amants opgedragen.
| |
35
Een V. = Een Voorbereiding.
| |
36
‘Critische Curiosa’ = In het Critisch Bulletin van Januari 1931, p. 22, werd door een anonieme lezer uit Ned. Indië protest aangetekend tegen het gebrek aan kennis van zaken waarmee Slauerhoff over de tropen schreef. ‘De Ridders zijn in druk’ = De betekenis van deze mededeling is niet duidelijk. De gehele zin is een onderschrift bij een tekening van Du Perron, voorstellende een ridder die getroffen wordt door de lans van
| |
| |
een aanstormende tegenstander, terwijl een derde ridder te paard op de vlucht slaat. Mogelijk zijn met ‘De Ridders’ de twee Cahiers van een Lezer, Voor kleine Parochie en Vriend of Vijand, bedoeld, die in 1931 bij Stols verschenen.
| |
38
‘de serie ‘Kaleidoscoop’’ = Serie van de uitgever A.A.M. Stols, Maastricht.
| |
39
‘Van mijn juist gehuwde broer en echtgenote’ = Het betreft hier Ter Braak's jongste broer J.G. ter Braak (1906-1960).
| |
41
[...] = Drie zinnen weggelaten.
| |
42
[...] = Vier alinea's weggelaten.
‘Roel Houwink heeft over het Carnaval geschreven in Elsevier’ = H. van Elro (pseudoniem van Roel Houwink, *1899), besloot zijn bespreking van Carnaval in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, jrg. 1931, p. 230, aldus: ‘Tot een soort dwingelandij van het intellect werd hier deze geestesnood ‘gesublimeerd’, een tyrannie, die wij onvoorwaardelijk moeten afwijzen, zolang wij nog de blanke mazen weten, waardoor wij uit het net van het relativisme kunnen ontsnappen; zolang wij namelijk nog scherp en met volkomen zekerheid beseffen, dat het ganse begrip der betrekkelijkheid qualitate qua thuis behoort in het rijk van het denken en dat ons leven nog uit andere gebieden bestaat dan uit dit alleen. Op deze overweging springt de metalen geslotenheid van dit boek in duizend scherven uiteen.’
| |
43
[...] = Vier alinea's weggelaten.
‘de heer Zeilstra’ = D. Zijlstra (1889-1940), directeur van de uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.
‘de heer Van der Waals’ = L.Th. van der Waals, letterkundig adviseur van de uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.
| |
44
[...] = Tien zinnen weggelaten.
‘Verder publiceert de Mahateloze de drie eerste hoofdstukken in De Stem’ = Het blad van Dirk Coster publiceerde de drie eerste hoofdstukken van Hampton Court in de jaargang 1931, p. 363 e.v., p. 461 e.v., en p. 605 e.v.
[...] = Drie alinea's weggelaten.
| |
45
[...] = Eèn zin weggelaten.
| |
46
[...] = Drie zinnen weggelaten.
| |
| |
| |
47
‘Het diepgaande stuk van het flensje’ = Hiermee is mogelijk bedoeld Anthonie Donker's bespreking van De Zin van het Komische, door J.D. Bierens de Haan (in Critisch Bulletin, jrg. 1931, p. 312), ‘een der weinige Hollanders, wier werk in vertaling ons volk tot eer kan strekken’, volgens Donker, die Bierens de Haan vervolgens ‘naast en boven Bolland’ stelde. [...] = Twee alinea's weggelaten.
‘Las je ook Jef Last in D.G.W.?’ = Naar aanleiding van een bespreking van Anthonie Donker in D.G.W. van Tijdsignalen II, schreef Jef Last in D.G.W. van maart 1931 over de onmogelijkheid voor de bourgeois om socialistische poëzie te begrijpen. De woorden, stelde hij, hebben andere betekenissen bij ‘burgers’ en bij ‘socialisten’. ‘Wat, bij deklamatie, op een arbeidersvergadering werkt als een zweepslag werkt op Victor E. van Vriesland als ulevellen-rijmen en de bekroonde nachten van Theun de Vries maken ons onpasselijk als lauw water.’
Ook keerde Last zich tegen het gebrek aan kennis van de zaken waarover verschillende burgerlijke auteurs als Slauerhoff, Marsman en Ter Braak schreven. ‘Zo kan Ter Braak, in allen ernst, een film (Atlantic) bewonderen, waarbij het water al een meter hoog op de brug staat als de dekken, 40 m lager nog volkomen droog zijn!’
Hierop antwoordde Du Perron in een voetnoot van zijn stuk Nog iets over revolutionnaire poëzie (D.G.W., April '31):
‘Weliswaar vertelt ons de heer Last dat de dekken van een schip zich 40 meter beneden de brug bevinden, maar dat moet een drukfout zijn, en op een nul hoeft men natuurlijk niet te kijken.’
Het stuk van Last werd in hetzelfde nr. van D.G.W. beantwoord door Anthonie Donker. De discussie zette zich nog voort in het April-nr. van D.G.W.
| |
48
[...] = Eèn alinea weggelaten.
‘een staartje van de scheldpartij’ = Vermoedelijk is hiermee bedoeld de polemiek gevoerd in De Standaard van 20 en 27 Maart en 1 April 1931, zie de bibliografie van F.E.A. Batten, EdP., V.W. 7, p. 572.
| |
49
[...] = Twee zinnen weggelaten.
| |
50
[...] = Eèn alinea weggelaten.
‘een stukje over Anthonie Donker’ = Ter Braak publiceerde in D.V.B., jrg. 1931, p. 154, zijn stuk tegen Donker als administrateur der Nederlandse letteren, zie MtB., V.W. 3, p. 419.
[...] = Drie zinnen weggelaten.
‘bruine Ina’ = Du Perron's moeder had in Indonesië een Indonesisch kind geadopteerd, dat meegegaan was naar Europa, maar 30 April 1931 weer naar Indonesië zou vertrekken, blijkens Du Perron's brief van 23 April 1931.
| |
| |
| |
51
[...] = Vier alinea's weggelaten.
| |
52
[...] = Zes zinnen weggelaten.
[...] = Eèn alinea en eèn zin weggelaten.
| |
53
Romance Sentimentale = Film van Sergei Mikhailovitch Eisenstein (1898-1948).
Martin Leopold = Pseudoniem van de dichter M. Kloostra (*1908).
Dekobra = Maurice Dekobra, pseudoniem van Maurice Tessier (*1885), wiens ‘pikante’ romans over het cosmopolitische leven in de twintiger jaren zeer veel succes boekten.
Brand in de Opera = Brand in der Oper (1930) was een film van Carl Froelich (1865-1953), naar het verhaal Brand im Opernhaus (1917) van Georg Kaiser.
| |
54
Erich von Stroheim = Erich von Stroheim (1885-1959), Amerikaans, later Frans genaturaliseerd cineast en acteur van Oostenrijkse afkomst, maker van o.m. The Wedding March, door Ter Braak besproken in Filmliga, jrg. III, afl. 8.
‘De bekoringen van Romance Sentimentale zijn door Elisabeth de Roos in de Bladen aardig beschreven’ = E.d.R.'s bespreking van Eisenstein's werk verscheen in D.V.B., jrg. 1931, p. 28.
| |
55
‘naar deze oorden’ = Gistoux ligt 33 km. ten zuidwesten van Brussel, 8 km. van het aan de weg Brussel-Namen gelegen stadje Wavre. Ongeveer 20 km. ten noorden van Gistoux ligt Leuven, dat men, vanuit G. komend, binnenrijdt via het voorstadje Heverlee.
‘het sonnet O, Lieflik Dorp’ = Zie EdP., V.W. 1, p. 58.
| |
56
Rhum = Rhum - l'aventure de Jean Galmot, levensbeschrijving door Blaise Cendrars van de Franse avonturier Jean Galmot. Voor Du Perron's bespreking van Rhum, zie EdP., V.W. 6, p. 45.
| |
57
‘Ik vergat je n.l. te zeggen dat die aanhaling van Voltaire in de Larousse niet voorkomt’ = Zie de annotatie bij Ter Braak's brief van 8 Januari 1931 (nr. 10).
‘de mémoires van Harry Domela’ = Harry Domela, in 1904 geboren uit een Duitse familie in de Baltische landen, bracht in December 1926 Duitsland in opschudding toen hij zich een tijd lang, en met succes, als de oudste zoon van de Duitse ex-kroonprins bleek te hebben uitgegeven. In de gevangenis te Keulen schreef hij in 1927 zijn mémoires: Der Falsche Prinz - Leben und Abenteuer von Harry Domela.
‘een boekje van Bordewijk, met interessante gegevens over Jack the Ripper’ = In het verhaal Marion Quinn, uit de derde bundel Fantastische Vertellingen (1924) van F. Bordewijk, wordt op gedetailleerde wijze de
| |
| |
serie misdrijven nagegaan van de onbekend gebleven Engelse moordenaar uit het einde van de vorige eeuw.
| |
58
Kort Geding = Kritieken van Marsman, verschenen bij A.A.M. Stols in dezelfde serie Standpunten en Getuigenissen als Du Perron's Voor kleine Parochie.
‘Vanmiddag zend ik je De Stem van Mei, waarin veel wetenswaardigs staat...’ = Dit nummer van De Stem bevatte o.m., op blz. 527, Een Vijand Gevraagd, door Dirk Coster, een stuk waarin hij twee maal Du Perron aanduidde als de bezitter van een kasteel, en waarvan het slot luidde:
‘Een behoorlijk mens heeft recht op behoorlijke vijanden. En ik? Wat heb ik? Is dat nu mijn deel, mijn vijand? - deze slungel die jaar in jaar uit aan mijn hielen hangt met zijn armzalig ristje van zes eeuwig eendere scheldwoorden, die hij alleen maar herhalen kan, niet eens varieeren. Ik word nu dus kwaad op Ed. du Perron. 't Is uit tussen ons, gedaan met de idylle. Ik wil hem niet meer! Ik hou niet meer van hem! Ik wil een betere vijand. Ik ben wat beters waard. Ik krijg nu neiging me eindelijk om te draaien en niet-meer-vriendelijk te snauwen: doe dan toch wat, sukkul! Trek je mes dan! (Ik bedoel natuurlijk: schrijf een behoorlijk essay, of een goede grap). En kan je niet... ruk dan uit...’
Hetzelfde nummer van De Stem bevatte op blz. 558 deze notitie van Anthonie Donker: ‘De radio dient tegenwoordig meermalen als orgaan voor vernietigende litteraire critiek. Het lijkt mij verkeerd en onverdedigbaar aldus in een half uur tijd iemands artistieke ondeugdelijkheid het land door te bazuinen. Buitendien haalt het inzicht dat daardoor verbreid wordt niet bij het misverstand, leedvermaak, geroddel, de gegriefdheden en ergernissen die men aldus veroorzaakt.’ Hierop maakte Ter Braak, in D.V.B., jrg. 1931, Donker het verwijt dat hij van de radio een ‘administratief-optimistisch instituut’ wilde maken.
‘Lachgas en Anna en Mary’ = Twee verhalen uit de bundel Marianne van Jef Last.
| |
59
‘het stukje over Cendrars-Galmot’ = Verscheen in Critisch Bulletin, jrg. 1931, p. 653. EdP., V.W. 6, p. 45.
‘de broertjes Tharaud’ = Schrijverspaar, bestaande uit de gebroeders Jean (1877-1952) en Jérôme (1874-1953) Tharaud. Du Perron noemde hun La Maîtresse Servante als het werk dat duidelijk boven de rest van hun omvangrijke literaire produktie uitstak. EdP., V.W. 5, p. 215. François Ravaillac (1578-1610) was de moordenaar van Hendrik IV.
‘het procédé van Van Moerkerken in Oranje-Balth. Gerards’ = In het slot van De Historie en het droomgezicht over de prins en de moordenaar door P.H. van Moerkerken, wordt verteld van een droomgezicht van een katholiek geestelijke, waarin de prins en zijn moordenaar beiden zijn opgenomen ‘in de liefde die het al beweegt’.
| |
| |
‘Trotsky over Malraux’ = In de Nouvelle Revue Française, jrg. 1931, p. 488, verscheen La Révolution Etranglée, een kritiek van Leo Trotsky op Les Conquérants, gevolgd door het antwoord van Malraux. Trotsky, ofschoon vol bewondering voor Les Conquérants, verweet Malraux zijn individualisme, zijn gebrek aan marxistische scholing, zijn aestheticisme: ‘Un style dense et beau, l'oeil précis d'un artiste, l'observation originale et hardie - tout confère au roman une importance exceptionnelle. Si j'en parle ici, ce n'est pas parce que le livre est plein de talent, bien que ce fait ne soit pas négligeable, mais parce qu'il offre une source d'enseignements politiques de la plus haute valeur. Viennent-ils de Malraux? Non, ils découlent du récit même, à l'insu de l'auteur, et témoignent contre lui - ce qui fait honneur à l'observateur et l'artiste, mais non au révolutionnaire.’ En tenslotte: ‘il manque au livre une affinité naturelle entre l'écrivain, malgré tout ce qu'il sait et comprend, et son héroine, la Révolution.’ Zie ook, evenals voor het antwoord van Malraux, EdP., V.W. 2, p. 491-494.
‘Plaatst hij hem niet’ = Du Perron's Antwoord aan Dirk Coster verscheen inderdaad niet in De Stem, maar in Den Gulden Winckel. Onder het voor Coster bestemde exemplaar van zijn brief, waarvan hij Ter Braak een afschrift stuurde, schreef Du Perron nog: ‘Noot. Dit antwoord op Uw kleine uitdaging is bedoeld als ingezonden stuk. Maar daar u wel te beroerd zult zijn om het in uw Stem af te drukken, zend ik een copie ervan aan D.G.W. verschijnt het dan niet in uw Juni-nr., dan een beetje later dààr. EdP.’
| |
61
15 Mei 1931 schreef E. du Perron aan F.E.A. Batten: ‘Ik heb je brief aan Ter Braak doorgestuurd met een kleine aansporing mijnerzijds...’ Uit tB's brief van 14 Mei '31 mag men misschien concluderen dat hij het verzoek nog niet had ontvangen, m.a.w. de brief moet dan geschreven zijn na 13 mei en niet later dan 15 mei.
‘een verzoek om een bijdrage voor een juveniel Couperus-nr.’ = De Schakelaar - orgaan van Haagsche instellingen voor voorbereidend hooger- en middelbaar-onderwijs, gaf op 27 juni 1931 een door F.E.A. Batten verzorgd Couperus-nr. uit. De bijdrage van Ter Braak voor dat nr., Couperus de Leesbare, was gedateerd 28 mei 1931. Van Du Perron verscheen in hetzelfde nummer een fragment over Couperus uit een brief aan F.E.A. Batten.
| |
62
‘die slotenmakerij’ = In een radio-lezing had Alie Smeding gesproken van Ter Braak's ‘looden sleutel van het kille verstand’, zie Ter Braak's brief van 28 januari 1931, nr. 18.
Van den Bergh = H. van den Bergh (*1897).
‘de serie Standpunten en Getuigenissen’ = In deze serie verschenen, behalve de Cahiers van een Lezer, Afscheid van Domineesland en Man tegen Man,
| |
| |
ook nog Kort Geding van Marsman, Gedachten op Dinsdag van Nijhoff en Spijkers met Koppen van Greshoff.
‘Let op het sluitzegel’ = Dit sluitzegel is verloren gegaan.
| |
63
‘je hoorde dat Kramers het protest van den ‘zakenman’ weigerde?’ = De heer W.A. Kramers kan zich niet meer herinneren welk ‘protest’ het hier betrof.
Twee meisjes en Ik = Roman van A.H. Nijhoff.
| |
64
‘over Lenin en Vera F.’ = Zie EdP., V.W. 2, p. 397.
| |
65
‘andere tegenstellingen’ = Men vergelijke de hier genoemde tegenstellingen met die van de laatste bladzijde van het Démasqué, MtB., V.W. 2, p. 613. De tegenstellingen Shakespeare-Vondel en Adwaita-Leopold zijn echter eerder in dat essay behandeld.
‘mijn nieuwe roman’ = Dr. Dumay verliest...
Fausten en Fannen = Kritiekenbundel (1930) van Anthonie Donker.
mr. Henrik Scholte = H. Scholte (*1903), dichter, redacteur van Filmliga, schreef literaire kritieken in D.G.W., toneelkritieken in de N.R.C. en in De Groene Amsterdammer.
‘Lees bijgaand stukje vooral dat Marsman mij zond’ = Het stukje is niet in de correspondentie aangetroffen.
Lessen in Charleston = Roman (1930) van Constant van Wessem.
| |
66
Maritain = Jacques Maritain (*1882), neo-thomistisch filosoof over wie Ter Braak had geschreven in Man tegen Man, MtB., V.W. 1, p. 362. Inderdaad heeft Ter Braak de tegenstelling Gide-Maritain laten vallen zonder Du Perron's suggestie om Maritain hier te vervangen door Paul Claudel, over te nemen. Wel heeft hij Du Perron's raad opgevolgd door de tegenstelling Multatuli-Perk in het Démasqué te vervangen door die tussen Multatuli en Potgieter.
Tijdsignalen = Een bundel socialistische poëzie, waarin gedichten werden opgenomen van o.m. Margot Vos, David de Jong, Garmt Stuiveling, Jef Last en François Pauwels.
| |
67
‘Donker's gewauwel... over Marsman en mij’ = Op 6 juni 1931 besprak Anthonie Donker in de N.R.C. Marsman's Kort Geding en Du Perron's Voor Kleine Parochie. Hij kwam tot deze conclusie: ‘In beide, met een levendige fantasie geschreven boekjes nemen hobbies een te grote plaats in; rijker wenscht men de beschouwingen over menschen en levensverschijnselen. In dat opzicht zijn deze boeiende critieken toch tenslotte vrij schraal van leven.’
Over Du Perron in het bijzonder had hij al eerder in zijn kritiek geno- | |
| |
teerd: ‘Over vele dingen denkt hij na, maar zelden door...’ en ‘t.o.v. Coster is zijn critiek monomaan, zijn kennis van Coster's werk is buitendien denkelijk gering.’ Ook deed Du Perron Donker ‘denken aan een jachthond, die zijn prooi grommend om de oren slaat.’
Otten = J.F. Otten (1901-1940), essayist en romancier.
| |
68
‘zijn belachelijke ‘antwoord’’ = Het is mogelijk dat hier niet alleen de brief van Donker wordt bedoeld waarover Ter Braak op 2 juni 1931 aan Du Perron schreef, maar ook het stuk van Donker in Critisch Bulletin, jrg. 1931, p. 655. Donker antwoordde daar op Ter Braak's stuk Zoolang er hoop is in De Vrije Bladen, jrg. 1931, p. 154 (in het Verzameld Werk opgenomen als Anthonie Donker, Administrateur, V.W. 3, p. 419): ‘Dr. Menno Ter Braak bedisselt en bedoktert in de Vrije Bladen in een lang, bezorgd artikel Anthonie Donker, wien hij een bedenkelijke neiging tot bedisselen en bedokteren verwijt. Het zijn deze gewichtige artikelen, waarbij zich de outsiders (die meestal niet zo stompzinnig zijn als de happy-few het laten voorkomen; er zijn meer kerels, geloof ik, onder hen die niet schrijven, laat ons zeggen fabrikanten, doktoren, zeelieden dan onder het bleekneuzig geslacht homo scribens) afvragen, of de Nederlandse jongeren nu werkelijk niets anders te doen hebben. Met zulk volkomen overbodig en volslagen onbelangrijk geschrijf over futiele aangelegenheden blameren zich tijdschrift en auteur. Ga toch aan het werk, meier niet over elkaar, sputter niet tegen elkander. Schrijf jezelf, als dichter, als romancier, als essayist, maar zanik en peuter niet. De Nederlandse jongeren doen soms denken aan de bewoners van een klein gat, die op iedere straathoek tegen elkaar oplopen en de botsing daarna wekenlang bespreken.’
Dat de schrijver in bovenstaand stuk zichzelf ‘Anthonie Donker’ noemde, vindt zijn oorzaak in het feit dat zijn stuk, Onschuldig tijdverdrijf, niet werd ondertekend.
‘Slauerhoff, de bloedbedropene’ = Titel van een stuk van Dirk Coster in De Stem, jrg. 1931, p. 634. Coster schreef daarin o.m.: ‘De bebloede, gedeukte, gehavende, oneindig eenzame en verschrikkelijke piraat (Slauerhoff), kortom de schrik van alle kinderkamers en keukens, duikt plotseling op als... lezer ge raadt het nooit! als literair tijdschriftoverzichtgever van een locaal krantje!! Ça vaut bien la peine, de heele wereld overgezworven te hebben, mannen gekeeld, vrouwen bij bosjes verkracht te hebben en daarna ook gekeeld, kortom als een harig menschbeest te hebben huisgehouden en dan plotseling, zich vrijwillig op een baantje te werpen, dat iedere beroepsjournalist als een verachtelijke en vervelende noodzakelijkheid beschouwt, daarin mee te doen aan het kleverige en knoeierige politiekje van de dag, dat bestaat uit het ophemelen van een halfdozijn café-vrienden en het zich laten africhten op en het stelselmatig achtervolgen van een halfdozijn vijanden van die vrienden.’
| |
| |
‘Binnendijk gaat zich uit ‘de literatuur’ terugtrekken’ = D.A.M. Binnendijk bevond zich in een poëtische impasse. Aangezien hij echter van mening was dat zijn kritisch oordeel door eigen poëzie of proza zou moeten worden gerechtvaardigd, gaf hij er de voorkeur aan tijdelijk iedere publicistische werkzaamheid te staken. Hij zou echter redacteur blijven tot de reorganisatie - waaraan hij zijn volledige medewerking zou verlenen - van De Vrije Bladen een feit zou zijn geworden.
| |
71
Tinan = Jean le Barbier de Tinan (1874-1898), die schreef onder de naam Jean de Tinan, was de auteur van Penses-tu réussir? (1897) en Aimienne (1898). In zijn autobiografisch overzicht erkende Du Perron de invloed van de Tinan te hebben ondergaan bij het schrijven van Historie van Gevoel uit Nutteloos Verzet, EdP., V.W. 7, p. 504.
Pierre Louijs = Schrijversnaam van Pierre-Félix Louis (1870-1925).
| |
74
‘de tegenwoordige redactie van de Vr. Bl.’ = De redactie van De Vrije Bladen bestond uit: D.A.M. Binnendijk, H. Marsman en C. van Wessem.
| |
75
‘N. & Van Ditmar is tenslotte geen idyllezaakje, zoals De Spieghel’ = Tot de plannen tot versteviging van de basis van D.V.B. behoorde, behalve uitbreiding van de redactie, ook het financieel sterker maken van het blad. Men zocht daarom een andere uitgever dan De Spieghel. Vandaar Ter Braak's pogingen om het blad bij Nijgh & Van Ditmar onder te brengen.
| |
77
‘het boekje van Greshoff’ = Spijkers met Koppen.
‘ook van de fa. Vermout’ = De firma Jos. Vermaut te Kortrijk was de drukker van de serie Standpunten en Getuigenissen, waarin zowel Man tegen Man als Spijkers met Koppen verschenen.
| |
78
N.G. = Nieuwe Geluiden, bloemlezing van Dirk Coster.
‘mejofvrouw Elisabeth’ = Elisabeth de Roos.
Oma Britt = Schoonmoeder van Du Perron's halfbroer Oscar.
| |
79
rijmprent van Van Vriesland = V.E. van Vriesland's gedicht Amsterdamsche Bohème werd door A.A.M. Stols als rijmprent in de handel gebracht, met een houtsnede van Willink. Het gedicht is opgenomen in Drievoudig Verweer.
P.c.P. = Point Counter Point, roman van Aldous Huxley (*1894).
Spandrell = Eèn van de hoofdfiguren uit Point Counter Point, goeddeels geïnspireerd op Baudelaire.
[...] = Twee en twintig woorden weggelaten.
| |
| |
| |
80
‘de foto's zijn heelhuids aangekomen’ = Tijdens Ter Braak's verblijf op Gistoux, begin Augustus 1931, werden er foto's van hem en van Du Perron gemaakt, beplakt met Nietzsche snorren. Eèn van deze foto's werd gepubliceerd in Schrijvers Prentenboek 5, Menno Ter Braak.
| |
81
Vera = Oostenrijkse gezelschapsdame van Du Perron's moeder.
‘in den tijd waarin het ontstond’ = Benjamin Constant's Adolphe is van 1806.
Blijstra = R. Blijstra (*1901), novellist.
| |
82
‘Zijlstra heeft toegehapt’ = Toen Ter Braak begin Augustus op Gistoux logeerde en daar, voor het eerst weer sinds enige weken, Bouws ontmoette, wist hij niet beter of Marsman of Binnendijk zou nog een gesprek met Zijlstra hebben over de reorganisatieplannen van D.V.B. Dit blijkt uit een brief van H. Marsman aan D.A.M. Binnendijk van 27 augustus 1931, waarna, in dezelfde brief, deze passage volgt: ‘du Perron heeft toen in Menno's bijzijn aan B(ouws) gevraagd: weet jij nu hoe die zaak (D.V.B.) er eigenlijk voorstaat? Waarop B. - ingelicht natuurlijk door Z(ijlstra) -: die is gehéel van de baan. De correspondentie met v. W(essem) (dus tusschen mij, B. en v.W.) heeft voor Z. de deur dicht gedaan, hoewel Z. in zekeren zin v.W. tactvoller, soepeler, etc. vindt dan Marsman, wiens optreden in Utr. hem erg gehinderd heeft. - Toen hebben èn Menno èn du P. Bouws ondubbelzinnig gezegd, dat in eerste instantie zijn persoonlijke eerzucht, en in laatste instantie die van v.W. de fusie (= overname) verijdeld heeft. Ik ben dit geheel met hen eens.
Maar: omdat zij coûte que coûte een zakelijk sterk staand jong tijdschrift wenschen - hun oude plan - hebben zij gezegd: Bouws, tracht dit alles in zoover goed te maken, dat je Zijlstra beweegt met ons in zee te gaan, nu de fusie (= overname) niet doorgaat. Dat is toen gelukt. Ik vind dit een heel behoorlijke gang van zaken, en ik ben blij dat er nu een tijdschrift komt, dat het zakelijk-kwijnende Spieghel-kind zal vervangen.’
Mme. de la Charrière = Belle van Zuylen, madame de Charrière (1740-1805).
Burlap = Denis Burlap, op John Middleton Murry, bekend Engels kritikus en tijdschriftleider in de twintiger jaren, geïnspireerde figuur uit Point Counter Point. Middleton Murry vertegenwoordigde destijds in Engeland en voor mensen als D.H. Lawrence en Aldous Huxley, ongeveer de mentaliteit die, in Nederland, Coster voor Du Perron vertegenwoordigde. ‘An incorrigible worm’, noemde Lawrence hem eens en in de figuur van Burlap tekende Huxley vooral de man met het martelaars-air en de ethische, quasi-nobele woorden.
Le Neveu de Rameau = Le Neveu de Rameau (1762), ‘een meesterstukje van samenspraak tusschen de ‘philosoof’ en zijn dubbelganger, die alle
| |
| |
philosophische deugd aan zijn laars lapt’ (MtB., V.W. 4, p. 40), oefende een groter invloed op de westerse beschavingsgeschiedenis uit dan zijn betrekkelijk geringe bekendheid bij het publiek zou doen vermoeden. Goethe, Hegel, Marx en Freud behoorden tot de bewonderaars van dit werk van de ‘voorloper van Darwin, van Freud, van het historischmaterialisme’ (MtB, V.W. 4, p. 41). Diderot's werk behoorde echter ook tot de favoriete lectuur van Paul Léautaud, een omstandigheid die voor Du Perron van groter gewicht zal zijn geweest.
[...] = Twee zinnen weggelaten.
Commentaar = In 1931 verschenen essaybundel van D.A.M. Binnendijk.
| |
83
‘Het antwoord van Marsman’ = In zijn brief aan Ter Braak, geschreven op de achterzijde van Du Perron's brief, schreef Marsman o.m.: ‘Beste Menno, Het doet mij erg veel genoegen, dat je mij graag in jullie redactie wilt hebben, maar ik kan het niet doen tegenover v.W. en de Bladen. Ik sukkel dus meer plichtsgetrouw dan begeesterd nog wat door met die sloome affaire’.
‘je essay’ = Démasqué der Schoonheid.
| |
84
De Klop op de Deur = Roman van Ina Boudier-Bakker.
‘jouw lezing over Point Counter Point’ = Ter Braak besprak voor de AVRO Huxley's roman.
Der Weg Zurück = Roman van Erich Maria Remarque.
‘Forum is niet slecht’ = Inderdaad zou het tijdschrift van Ter Braak en Du Perron Forum gaan heten. Criterium zou de naam zijn van een door J.W. Schotman en V.E. van Vriesland te leiden tijdschrift.
Schetsboek, Waarheen gaan wij en Marginalia = Geschriften van Dirk Coster.
| |
85
‘een afdrukje van Nietzsche-Peter Gast’ = Afdruk van een op Gistoux genomen foto. (Peter Gast was Nietzsche's vriend, leerling en sekretaris. Volgens Karl Schlechta is het echter waarschijnlijk dat hij niet alleen de ‘discipel’ van Nietzsche was, waarvoor hij algemeen werd gehouden. Met name zou hij grote invloed hebben gehad op Nietzsche's natuurwetenschappelijke scholing.)
‘de Marsluiden’ = H. en zijn vrouw Rien Marsman.
| |
86
‘Zooeven je brief’ = Slaat op dP's brief van maandag 24 aug. '31.
‘na het verzenden van de mijne’ = Blijkbaar is er een brief van Ter Braak verloren gegaan.
‘Mijn kanttekeningen over Marsman's deelneming’ = Deze passage verwijst waarschijnlijk naar de verloren gegane brief van Ter Braak.
‘als hij de V.Bl. de nek omdraaide’ = Terwijl uit Marsman's brieven aan Binnendijk kan blijken dat hij zich enerzijds verbonden voelde aan Van
| |
| |
Wessem en De Vrije Bladen, blijkt anderzijds duidelijk zijn sympathie voor de plannen van Ter Braak en Du Perron. Uit zijn brief aan D.A.M. Binnendijk van 27 augustus 1931: ‘Ik hoop dat ik olie werp op de hooge golven van je verontwaardiging. Ik zeg je nog eens: Menno treft geen verwijt. En ik vind het heel goed, dat een nieuw ding factisch de V.B. voortzet, met meer geld, en een nieuwe redactie. Buitendien ziet vooral Menno goed in, dat ik als ‘aestheet’ een factor ben, die de redactie-en-bloc representatief zou maken, terwijl ik je verder ook over du P.'s anti-aestheticisme gerust kan stellen: zijn kijk op gedichten is soms heel vreemd, maar altijd scherp doorvoeld, en soms aesthetischer nog dan de onze (hij voelt bv. vrij veel voor Gossaert). Enfin: alles in alles ben ik met deze toestand tevreden...’ Ook op 27 augustus 1931 schreef Marsman uit Gistoux aan Ter Braak: ‘In aansluiting op wat Eddie je schreef: de Vr. Bl. zullen verdwijnen. Dat betekent nog niet dat ik onmiddellijk je man ben.’
| |
92
‘niet ondeskundigheid, maar Leautaud, gemis aan gravité’ = Paul Léautaud, schreef Du Perron (EdP., V.W. 2, p. 153), ‘protesteert voortdurend tegen de lyriek, tegen het pathos, tegen de fioriture, tegen alles wat voor 99% van het mensdom (waarmee ik bedoel: het literaire dito) de hoge literatuur uitmaakt...’
| |
93
‘Binnendijk heeft mij... de vriendschap opgezegd’ = D.A.M. Binnendijk verweet Ter Braak dat hij, toen de onderhandelingen met Nijgh en van Ditmar over de reorganisatie van D.V.B. mislukten, onmiddellijk met Du Perron pogingen deed om een ander tijdschrift op te richten, zonder daarover vooraf overleg te hebben gepleegd met de redactie van D.V.B. die, naar hem bekend zou zijn, verdere pogingen bij andere uitgevers zou ondernemen. Volgens Binnendijk schond Ter Braak hiermee een belofte van niets te zullen ondernemen buiten medeweten van de V.B.-redacteuren Binnendijk, Marsman en Van Wessem. ‘Indertijd immers’, schreef Binnendijk op 29 september 1931 aan Ter Braak, ‘heb je ten nadrukkelijkste verklaard nooit iets tegen of naast D.V.B. te zullen ondernemen.’ (Men vergelijke hiermee echter de eerste alinea van Ter Braak's brief aan Du Perron van 27 juni 1931). In tegenstelling tot Binnendijk schreef Marsman op 27 augustus 1931 aan Ter Braak, dat hij, ofschoon hij tB's houding aanvankelijk ook ‘erg vreemd en onvriendschappelijk’ had gevonden, na Du Perron's explicaties - zie de annotatie bij brief nr. 82 - tot de conclusie was gekomen ‘dat jij m.i. geheel behoorlijk bent geweest.’
De brouille tussen Binnendijk en Ter Braak zou duren tot november 1932; zie de brief van Ter Braak aan Du Perron van 3 november 1932. Binnendijk werkte daarna ook mee aan het tijschrift Forum.
| |
| |
| |
94
‘een Panopticum-stukje’ = Het tijdschrift Forum had, in een kleine letter, een gevariëerde rubriek, Panopticum genaamd, waaraan vooral door Ter Braak en Du Perron zou worden bijgedragen en die een overheersend polemisch karakter droeg. Du Perron's stuk tegen de kroniek der Nederlandse letteren van Nijhoff in De Gids van oktober 1931, verscheen in het eerste nummer van Forum, p. 75. Het werd, bekort, opgenomen in De Smalle Mens, EdP., V.W. 2, p. 447.
| |
95
L'Ombre du Caudillo = Roman van de Mexicaanse auteur Martin Luis Guzman (*1887). Ter Braak en Du Perron hebben verscheidene malen van hun bewondering voor dit werk getuigd, o.a. bij de verschijning, in 1937, van de Nederlandse vertaling van La Sombra del Caudillo door J. Slauerhoff en dr. G.J. Geers. MtB., V.W. 6, p. 483; EdP., V.W. 6, p. 203. Aguirre = Generaal Ignacio Aguirre, een populaire minister van oorlog in de roman van Guzman, die zijn aanhangers er niet van kan overtuigen dat hij er niet voor voelt zich candidaat te stellen in de presidentsverkiezingen, omdat een breuk met de ‘Caudillo’, aan wie hij loyaal wil blijven, daarvan het gevolg zou zijn.
| |
96
‘die ‘verraads’-kwestie’ = Toen D.A.M. Binnendijk Ter Braak van verraad betichtte - zie Ter Braak's brief aan Du Perron van 1 Ootober 1931 - dacht hij met name aan Van Wessem, de redactiesecretaris van De Vrije Bladen, die, naar de mening van Binnendijk, vooral de dupe was van de oprichting van Forum in de plaats van de voorgenomen reorganisatie van D.V.B.
je zusje Tine = Mevr. C. ter Braak.
| |
97
‘de moralisaties van Helman en Scholte (in de N.R.C.) mij toch nog raken’ = In de N.R.C. van 29 october 1931 verscheen een ongesigneerde bespreking van Hampton Court, waarin Ter Braak o.m. werd beticht van ‘branie-achtige blasphemie’, n.a.v. een passage waaraan de kritikus zich had ‘gestoten’, de passage waarin sprake is van de gouden telefoon van de Paus. De bespreking was niet van H. Scholte, zoals Ter Braak vermoedde, maar van V.E. van Vriesland.
Albert Helman verweet tB in De Groene Amsterdammer van 24 october 1931 ‘gebrek aan beeldend vermogen en onkunde van het roman-métier... zijn karakters zijn geen karakters, maar vage mijnheertjes, zijn vrouwen zijn lege zakken...’
‘Ik zou hierachter een punt kunnen zetten, en met een gerust hart beginnen aan een ander boek. Maar er is in Hampton Court tegelijkertijd iets, dat ik duidelijk als slecht signaleren wil, omdat er mogelijk mensen zullen zijn, die juist dit zullen aanzien voor een ‘nieuwe uiting’ en voor een literaire aanwinst. Het is de volslagen liefdeloosheid van alle mensen uit dit boek, en het gebrek aan eerbied van den schrijver voor iedere levensuiting die in zijn ogen ‘gewoon’ is.’
| |
| |
‘eerste begrijpende en begrijpelijke samenvatting... in Propria Cures’ = Hampton Court werd besproken in Propria Cures van 31 october 1931.
‘Zaterdag heb ik een lezing in Groningen gehouden’ = Het onderwerp van Ter Braak's lezing was: Nieuwe Problemen der Filmkunst.
[...] = Een en twintig woorden weggelaten.
| |
98
‘Opwaartsche Wegen’ = Tijdschrift op christelijke grondslag ter beoefening van de Nederlandse letteren. Vermoedelijk had Du Perron gereageerd op het stukje dat in dat blad, jrg. 1931-1932, blz. 229, tegen hem was verschenen van de hand van K. Heeroma, en die daarbij o.m. had geschreven: ‘Er zijn weinig mensen zo tevreden met zichzelf en hun geestelijke onmacht als deze hond...’
‘Belangrijk verschil met ‘het kasteel’’ = In Forum, Jrg. I, afl. 2, p. 410 reageerde Du Perron op degenen, als Dirk Coster, die Du Perron's schrijverschap hadden getracht te bestrijden met het feit dat hij de bezitter van een kasteel zou zijn. Du Perron schreef o.m.: ‘Ik heb tot nog toe vermeend dat voor biografiese bizonderheden van een bepaald karakter dit land hoogst ongevoelig was. Maar er schijnen uitzonderingen te zijn: het simpele feit dat ik een kasteel in België bezit, d.w.z. een landhuis met een toren, maar ook met alle ‘moderne gemakken’, heeft onweerstaanbaar op de slijmvliezen gewerkt van enige Hollandse publicisten...’ Met deze publicisten bedoelde Du Perron Dirk Coster, Roel Houwink en Henri Borel, welke laatste in Het Vaderland Du Perron ‘de veinard in een kasteel’ had genoemd.
‘Van Lier schreef mij ook een briefje’ = Tegen de publicatie van De Gestorven Scholier maakte de vader van R.A.J. van Lier (*1914) bezwaren omdat de dichter van dit spotvers op schoolmeesters zelf nog gymnasiast was. Het verscheen daarop in Forum, jrg. 1932, afl. 2, p. 123, onder het pseudoniem R. van Aart.
| |
99
‘Ik maak er dan een noot van’ = Du Perron's stukje tegen Heeroma werd niet gepubliceerd, noch in Forum, noch in Tegenonderzoek.
‘dat die meneer zichzelf zoo graag bevuild zag’ = In zijn stuk Coster of Hondenslager vroeg K. Heeroma zich tenslotte af of ‘bevuiling’ door ‘de hond’ Du Perron niet de laatste kans op onsterfelijkheid zou betekenen voor de christelijke auteurs rond het tijdschrift Opwaartse Wegen.
| |
100
‘die knul K.H.’ = K.H. Heeroma (*1906).
Een Studie in Schaduw = Zie MtB., V.W. 3, p. 386.
‘haar uitstekende stukje’ = Dr. Th.H. van de Velde publiceerde in De Groene Amsterdammer van 21 november 1931 een artikel over ‘Huwelijksgeluk’. Aan een aantal vrouwen werd daarna om een commentaar gevraagd. In De Groene van 5 December 1931 antwoordde mevr. A. Greshoff-Brunt o.m. dat zij ‘heilig overtuigd was van de onjuistheid van
| |
| |
alle theorieën, alle schema's, alle regels, en alle stellingen, zodra het een zo subtiele materie als het gemoedsleven der mensen betreft... Men moet nl. uitgaan van de mening dat op de ganse aardbodem geen twee huwelijken absoluut gelijk zijn. Ieder stel mensen vormt dus een uniek geheel. Van die vele millioenen paren heeft Dr. van de Velde er misschien een paar duizend van nabij kunnen onderzoeken. Wanneer hij nu meent uit dit geringe aantal enige generaliserende conclusies te kunnen trekken, dan zal men het ons toch niet ten kwade duiden, wanneer wij aan die conclusies weinig of geen waarde hechten...’ Mevr. Greshoff vroeg tenslotte waarom de ‘volmaakte-huwelijksspecialist’ van De Groene alleen het oordeel van vrouwen over zijn artikel wilde vernemen: ‘In een huwelijk is toch ook altijd nog een man nodig’.
| |
102
‘Het schijnt dat in het Handelsblad’ = Het Algemeen Handelsblad van 19 December 1931 bevatte een stuk, getekend door ‘W. Ver.’, tegen de beginselverklaring in het eerste nummer van Forum. Ook werd geklaagd over Ter Braak: ‘als hij nu maar eens duidelijk wilde zijn, zich eens helder wilde uitdrukken, zou hij het zijn lezers minder moeilijk maken’.
‘Ik probeer anders te werken aan een toneelstuk’ = De Nieuwe Manier, EdP, V.W. 5, p. 373.
‘Las je in D.G.W. onze goede Jacques’ = In Den Gulden Winckel van December 1931 schreef J.C. Bloem over Du Perron en Ter Braak n.a.v. hun bijdragen in de reeks ‘Standpunten en Getuigenissen’. Over Du Perron schreef Bloem o.m.: ‘Die hartgrondige, en zo voortreffelijk, tegelijk natuurlijk en indringend, uitgesproken afkeer van alles wat het ellendigste van onze volksaard en dus ook onze kunst uitmaakt: het ‘dierbare’, vagelijk-religieuze, vagelijk-humanitaire - het is een lust en een aansporing, wanneer men zelf vertwijfeld raakt en zich afvraagt, of het ook maar iets geeft, zich te kanten tegen dit slijm, deze mist, dit moeras.’ Over Ter Braak noteerde Bloem dit: ‘Heel het essayistisch werk van Ter Braak gaat in laatste instantie altijd over dit ene: het tegelijk vergankelijke en noodzakelijke van den vorm. Hij vecht dan ook altijd naar twee kanten, zoals iedere werkelijk behoorlijke geest dat trouwens doet - tegen de vormslaven en de vormlozen, tegen de vagen en tegen de verstarden, tegen de dogmatici en de anti-dogmatici, tegen de conservatieven en neophielen. Geen levend mens echter staat absoluut in het midden. Met zijn verstand mag hij dat doen, zijn gevoel doet hem altijd wel naar de ene of de andere zijde overhellen.’
| |
105
Brand Whitlock = Brand Whitlock boulevard, waar Du Perron zijn Brussels verblijf had.
‘de strijd was kort en idioot’ = De strijd vond plaats voor het terras van Américain te Amsterdam.
|
|