Brieven
(1830)–John Bowring– Auteursrechtvrij
[pagina 204]
| |
Amsterdam, October.Ik heb het middagmaal gehouden met een aantal geestelijken, men noemt ze hier Dominés, van onderscheidene gezindten. Ik wou den Katholijken Priester, den Parochiaan, den Presbyteriaanschen Predikant, den Joodschen Rabbijn en den Methodisten Leeraar wel eens in Engeland aan eene ronde tafel zien zitten, en elkander met gelijke eerbetooningen zien bejegenen. Hier ontvangen zij gelijkelijk hunne bezoldiging van den Staat, en bekleeden dien rang in de maatschappij, waartoe hunne talenten en hun stand hun het regt geven, zonder inachtneming hunner verschillende godsdienstige gevoelens. Er is hier zoo weinig sektengeest, dat zij wel eens van gemeente verwisselen: ik merkte op, dat dezelfde personen, die 's morgens een' Luterschen Predikant hadden gehoord, 's namiddags bij een' Doopsgezinden ter kerke waren. De algemeene toon der gevoelens onder de geestelijkheid is die van eene zeer gematigde regtzinnigheid. De bijzondere leerstellingen van Calvijn hebben hare kracht verloren. De kundigste godgeleerden schijnen mij meest het Ariaansche geloof te zijn | |
[pagina 205]
| |
toegedaan; althans ik heb maar weinigen aangetroffen, die uitzonderingen op dezen regel maakten, en die weinigen behoorden dan nog onder de minst verlichten, en oefenden geringen invloed uit. Polemische geschillen vermijdt men, omdat die de onderlinge goede verstandhouding zouden verstoren; en zoo er eenige veranderingen hebben plaats gehad, zijn zij eer toe te schrijven aan stille onderzoekingen, dan als de gevolgen van openlijke onderhandelingen te beschouwen. Er zijn onlangs eenige vrij hevige geschillen ter baan gebragt, waarin men den geest der eeuw, misschien zeer te onregte, krachtig heeft aangevallen. De voorstanders van het oude hebben daarbij niet alleen den tegenwoordigen tijd van onregtzinnigheid en ongodisterij beschuldigd, maar zij hebben zelfs geen' vrede gehad met de nieuwere philosophische en philantropische ontdekkingen onzer dagen. De stoomwerktuigen heeft men aangerand, als verfoeijelijke nieuwigheden, en tegen de koepokinenting is men te velde getrokken, als tegen eene misdadige bemoeijing met de wegen der Goddelijke Voorzienigheid. En, om der waarheid hulde te doen, eenige van de opmerkenswaardigste mannen van Holland, - mannen, uitstekende door hunne talenten en kundigheden, - zijn voorvechters geweest der domheid tegen de kennis. Ter kwader trouw, des ben ik zeker, handelen zij niet, schoon ik gelooven moet, dat zij misleid zijn. Zij vormen eenen kleinen aanhang, die in Engeland, waar alle deuren openstaan voor het openlijk geschilvoeren, een' sterken fanatieken geest zouden doen ontstaan; maar in dit land is het gemoed der menschen kalm als hunne kanalen, en rustig als hunne natuurtoo- | |
[pagina 206]
| |
neelen. Weinige voorvallen zijn in staat, de aandacht van het publiek gaande te maken. De tijd der Godsdienstige beroeringen is voorbij; en deze felle zonnestralen flikkeren slechts op eene oppervlakte van ijs. Zelfs staatkundige aangelegenheden, ik bedoel zoodanige, die het volk zelf raken, trekken weinig belangstelling. In Amsterdam zijn 10,000 stemgeregtigden, welke de Kiezers verkiezenGa naar voetnoot(*), die de leden der Provinciale Staten stemmen, welke weêr op hunne beurt de afgevaardigden benoemen voor de Staten Generaal. Van deze 10,000 komen er nooit meer dan 1000 of 1200 op, om hunne stem uit te brengen. Het kan zijn, dat de Volksvertegenwoordigers in de Staten Generaal, door deze ongerijmde trapswijze opklimmingen, op zoo verren afstand staan van het volk, dat men daardoor in deze stemming zoo weinig belang stelt, daar toch de invloed der meening zoo onzeker werkt. In Spanje werkte dit stelsel beter; maar de Spanjaarden hebben warme hartstogten, en dit kan men van de Hollanders niet zeggen. Echter heeft het Gouvernement geen' invloed genoeg, niettegenstaande deze kunstig zamengestelde wijze van verkiezing, om altijd een hetzelve aangenaam persoon te doen benoemen; en ik vernam, dat, kort geleden, zeker afgevaardigde verworpen was, op groud, dat hij op eene slaafsche wijze de bedoelingen van den Koning had ondersteund. | |
[pagina 207]
| |
Maar revenons à nos moutons - of liever tot onze herders. In een' vorigen brief gaf ik u eene beschrijving van eene Godsdienstoefening in de heerfchende KerkGa naar voetnoot(*), zoo men die uitdrukking kan bezigen in een land, waar geen onderscheid tusschen de gezindheden gemaakt wordt. Ik wil er mede zeggen, die Godsdienstige gezindte, waartoe de Koning en zijn huis behooren, en die als zoodanig door hem wordt beschermd. Nu willen wij eens eene Remonstrantsche Kerk gaan bezoeken. In Holland schijnt geene sekte den naam haars stichters, of van een harer belijders te hebben aangenomen. Dit zou zweemen naar het erkennen van een' meester, welke erkenning niet overeenstemt met de Apostolische les: ‘Noem geen' mensch uwen meester.’ Ik ging des Amorie van der Hoeven hooren, den uitstekendsten der Remonstrantsche Predikanten, dien Redenaar, die met van der Palm deelt in den roem, van alle anderen te overtreffen. De kerk was zeer vol; het middelste gedeelte opgevuld met welgekleede vrouwen; de zijgangen digt met mannen bezet. Van der Hoeven is een man van genie; een man, die niets in den Godsdienst vindt, dat der behartiging der wereldsche belangen, of het levensgenot hinderlijk is; maar die te gelijk dien hoogen en heiligen toon van zedelijk gevoel aankweekt, die der Christelijke leere betaamt. Zijne gelaatstrekken zijn innemend, en vol van uitdruk- | |
[pagina 208]
| |
king; hij heeft een hoog voorhoofd, dat minzamen ernst teekent. Terwijl ik mij aan deze plaats der aanbidding bevind, verschijnen mij telkens die Puritijnen van den ouden tijd voor den geest, die mij hier in Holland, eenigzins door de beschaving gewijzigd, als herrezen toeschijnen. Kleeding en manieren, - de lange predikatie, - de op het gemoed werkende voordragt, (die evenwel, behalve bij eenige weinigen, die luttel invloeds hebben, over het algemeen de doornige paden der Godgeleerde geschillen vermijdt); - de eenvoudige plegtigheden, - de onopgesierde kerkgebouwen, - dit alles herinnert mij die vroegste Kerkhervormers, die hunne stemmen verhieven tegen Bisschoppen en kerkregelingen; - die liturgie noch ceremoniën wilden toelaten, - noch altaren, - noch priesterlijken tooi, - noch tienden, - noch onbeperkte geestelijke gezagvoerders, - noch eenig ander Hoofd der Kerk, dan den Goddelijken Meester alleen, - noch bemoeijing met het geweten, - noch geloofseeden, noch geloofsformulieren, noch artikelen. Het was hun begeeren niet, iets te behouden, maar zoo veel mogelijk ontslagen te worden van de verdorvenheden en misbruiken van Rome. Zij hoopten geen pracht op pracht, als of het hun te doen geweest ware, om den Eeuwigen te behagen met praalvertooningen, oneindig ver beneden de allerminste Zijner werken, in wonderbaarheid en schoonheid; - maar zij streefden daarnaar, dat hunne offers van zuiverheid en eenvoudigheid bij Hem mogten worden aangenomen. Deze zelfde eenvoudigheid vindt men in alle Protestantsche kerken van Holland weder. | |
[pagina 209]
| |
De Oude Nederduitsche Bijbelvertaling is een roemwaardig werk, een gedenkstuk van Taal- en Letterkunde. Onder de tallooze tongvallen, waarin de Heilige Schriften zijn overgebragt, vindt men er weinigen, waarin hare uitspraken krachtiger klinken, dan in de Nederduitsche; in eene overzetting, door geen uitheemsche woorden besmet, en menigen vorm bewarende, die door verloop van tijd, om de gemakkelijkheid der verkeering, is verminkt geworden. De stoffe, waarover van der Hoeven handelde, was de opwekking van den Jongeling van Naïn. Dit is een geschiedenis, die der verbeelding ruim spel geeft, en sterk op de gemoederen werkt, door hare eenvoudige schoonheid. Hij begon met eene natuurlijke en aandoenlijke herinnering aan de huisselijke rampen, die hem onlangs hadden getroffen; wekte de meêwarigheid op; en toen schilderde hij met meesterlijke kracht de moeder, de weduw, zoo als zij daar haren zoon volgde, haren eenigen zoon, naar het duister en hopeloos graf. Dan kwam de Trooster, de Hersteller, de Opwekker uit den dood, en Hij gaf den zoon levend aan zijne moeder terug. Ik gevoelde niet, zoo als ik dit gewoonlijk gevoel, bij verklaringen van Bijbelverhalen, dat er iets werd afgenomen, het geen veel heeft van diefstal; of dat er iets werd bij gedaan, hetwelk naauwelijks beter is dan heiligschennis. Hier was het des Leeraars kunst, den indruk van het verhaal te ontwikkelen, zonder dien te ontzenuwen. Zijne toepassingen, schoon ze zich van zelve aanboden, waren gelukkig gekozen. De predikatie duurde vrij wat over het uur; maar er waren twee lan- | |
[pagina 210]
| |
ge tusschenpoozen, en bij die gelegenheid geschiedden de gebruikelijke inzamelingen voor de armen. De wijze van aanspraak komt genoegzaam overeen, met die van onze oude Predikers: ‘mijne hoorders, broeders en zusters, geliefde vrienden’, niet te gemeenzaam, maar eenen naauweren band tusschen den Dienaar en zijne Gemeente aanduidende, dan gewoonlijk in eene Engelsche kerk plaats heeft. Ik heb het dikwijls gezegd, en in een land, waar onderscheidene gezindten hare krachten inspannen, om elkaâr zoo hatelijk en gehaat mogelijk te maken, - een duivelsch oogmerk, dat te vaak bereikt wordt, - kan het niet te dikwijls worden herhaald, dat, indien onze roerige Protestanten, in plaats van de gemoederen des volks op te vullen met ijdele en dwaze schrikbeelden, voor hetgeen de Katholijken zouden doen, zoo zij magt hadden in het staatkundigeGa naar voetnoot(*), - indien zij enkel maar eens hier wilden komen, om te zien, wat de Katholijken, die hier deze magt bezitten, inderdaad doen; indien zij maar enkel (ik spreek tot de weldenkenden, en voor de weldenkenden alleen), aan ontegensprekelijke daadzaken het honderdste gedeelte van dat gezag wilden toekennen, dat zij toekennen aan de ijdelste en onnoozelste declamatie, - dan zoude er eene verwonderlijke verbetering in hunnen zedelijken en verstandelijken toestand ontstaan. Het komt niemand in Holland | |
[pagina 211]
| |
in den zin, onderzoek te doen naar de Godsdienstige denkwijze van zijnen buurman; - maar den ban over hem uit te spreken, maar hem te beleedigen, maar hem smadelijk te bejegenen, maar hem te vernederen - hetzij den Hemel geklaagd! dat is bewaard voor ‘ons beschaafd, voor ons denkend Engeland’ alleen. Het grootsch en luisterrijk toevlugtsoord der Godsdienstige verdraagzaamheid zonk (ik schrijf het voorbedachtelijk), een' graad lager dan Italië, en twee graden lager dan Spanje! |
|