| |
| |
| |
Amsterdam.
Een Hollandsch nieuwspapier verschaft zeer belangrijke ophelderingen aangaande het volkskarakter: het is gewoonlijk wel voor twee derde gedeelten opgevuld met advertentien. Ik zal er u eenige staaltjes van mededeelen uit een blad, dat nu juist voor mij ligt. De huwelijks-aankondigingen nemen eene aanzienlijke plaats in: sommige bevatten eene eenvoudige bekendmaking, andere behelzen eene meer zwierige kennisgeving van den kant der jonggetrouwden: b.v. ‘Aan onze vrienden en bekenden geven wij - de ondergeteekenden - kennis onzer huwelijksverbindtenis.’ Op de trouwberigten volgen de geboorte-aankondigingen, die gewoonlijk der wereld kennelijk maken, dat de huisvrouw van den onderteekenaar verlost is van een ‘welgeschapen’ kind. Niet zelden ontlast zich de ondergeschreven echtgenoot, bij die gelegenheid, in een' stroom van betuigingen van de teedere genegenheid, die hij zijner vrouw toedraagt. De sterfberigten zijn nog de opmerkelijkste van allen. Gij zult er eenige van hooren: ‘Heden overleed, na eene ziekte van tien dagen, mijne beminde vrouw. Zij liet mij en hare grijze moeder in de bitterste droefheid
| |
| |
achter. Schrei met ons, gij allen, die haar gekend hebt, schrei met mijne kinderen. Zij moeten hun verlies nog leeren beseffen, dat zij te spoedig zullen ondervinden.’ Een ander: ‘Gisteren stierf mijne hartelijk geliefde vrouw. Zij liet mij een pand harer liefde achter, dat nog maar drie weken oud is. Bitter is mijne smart.’ Nog een ander. ‘Ik vind mij in mijne hooge jaren van droefheid overstelpt. Gisteren avond overleed mijne dochter in den ouderdom van zeven en veertig jaren. Allen, die haar gekend hebben, zullea mijne smart beseffen; vooral zij, die wisten, wat zij voor mij was. In den Godsdienst alleen vind ik mijn troost.’ Weder een ander: ‘Onze brave zoon is niet meer; hij verscheidde uit dit leven, in den ouderdom van....’ Nog één slechts: ‘Onze brave dochter is niet meer. Zij stierf in den verloopen nacht, in den ouderdom van slechts twintig jaren. Wat onderen gevoelen, die, in den tijd van twee en twintig weken, hunnen eenigen zoon en hunne eenige dochter moesten verliezen, kan in geene woorden worden uitgedrukt. Menschenvrienden! verschoont ons van troostbrieven, wijdt eenen traan aan ons ongeluk.’ ‘Na eene ziekte van weinige dagen stierf heden mijn waarde echtgenoot. Diep ter neêrgeslagen met mijue zes kinderen, berust ik in de hoop op zijne opstanding. Ik bevele mijnen handel in koffij, thee en dergelijke waren in eens ieders gunst.’
Er bestaat in Holland weinig behoefte aan staatkundige verhandelingen. Geheel anders is dit in Braband: de Brabanders zijn niet zoo tevreden, als de Hollanders, en hunne ontevredenheid vordert ontlasting.
| |
| |
Het komt mij voor, dat de Koning met te veel overijling zijne toestemming gegeven heeft tot de zonderlinge vervolgingen, die men onlangs tegen den steller van waarlijk zeer onschadelijke uitdrukkingen in de zuidelijke dagbladen gerigt heeft. Veel beter ware het, dat hij de gal der kwalijkgezinden haren vrijen loop liet, dan aanleiding te geven, dat dezelve in de gemoederen van het volk gisting te weeg brenge. Door deze overijlde inmengingen, onderwerpt hij de drakpersen in zijn land aan den wil van ieder vreemd en magtig Gouvernement, dat zich over eenig artikel in een openbaar geschrift meent te moeten beklagen. Het staat hem niet meer vrij te zeggen, zoo als eens onze Minister tegen Napoleon zeide, toen deze den hoon, hem in onze nieuwspapieren aangedaan, wilde gestraft hebben, ‘ik kan er mij niet mede inlaten.’ - Hij moet er zich mede bemoeijen, en heeft het ook reeds gedaan, zoodra er een magtige nabuur op eenigerhande wijze is gekrenkt geworden.
Men heeft in de staalkundige wereld de vereeniging van Holland en Braband tot één rijk, als eene zaak van groot aanbelang voorgesteld. In mijne oogen was het eene groote dwaling; althans zoo men bij die vereeniging werkelijk bedoelde, om de staatkundige magt van het Nederlandsch bestuur te sterken en te bevestigen. Men hoort in Holland dikwijls Castlereagh beschuldigen van een bepaald voornemen, om dit land te gronde te helpen, door het te vereenigen met België. Om beide landen tot een geheel te doen zamensmelten, is een onbegonnen werk: hiertegen verzet zich alles:
| |
| |
zeden, Godsdienst en taal. Ongetwijfeld heeft zich onze koninkrijken- scheppende Minister ingebeeld, dat hij hiermede een meesterstuk verrigt had, even als toen hij de Iersche Vereeniging tot stand had gebragt. De Iersche Vereeniging! ja waarlijk Iersch! - Zoo zag ik eens een bloedig gevecht tusschen twee Milesiers, en een derde verhaalde mij, da zij vochten, om reden dat zij vereenigd waren.
Ik geloof, dat de beoefening der Geneeskunde op de scholen en akademiën verder gevorderd is, dan de praktische uitoefening dier kunst. Voor zoo veel ik in staat was, zulks uit gehoudene gesprekken met Geneesheeren van groote vermaardheid op te maken, schijnen zij zeer verknocht te zijn aan het oude stelsel, en meer over te hellen, om daar te blijven staan, waar Boerhaven het liet steken, dan voorwaarts te gaan, gelijk hij voorwaarts zou zijn gegaan, indien hij tot op onze dagen had voortgeleefd. Desniettemin zijn hier de nieuwe voortbrengsels in het vak der Heelkuude in omloop, die Duitschland en Frankrijk opleveren. Duitschland zal wel het land zijn, dat thans den sterksten invloed op Holland uitoefent. De toongevers in het rijk der letterkunde verzetten zich tegen alles, wat Fransch is; terwijl Duitschland, dat zich zelden, althans in de laatste tijden, in de belangen zijner Nederduitsche naburen gemengd heeft, hen gerustelijk voortstuwt op zijne eigene eervolle baan.
Ik heb onderzocht, hoe men zich hier voorziet van lijken voor de ontleding. Dit onderwerp heeft onlangs in Engeland de aandacht tot zich getrokken; en het plan,
| |
| |
dat toen daarover door eene Commissie uit het Parlement werd voorgedragen, gelijkt veel op hetgeen hier in gebruik is. Doch het zoude bij ons vrij wat zwarigheden ondervinden, wanneer men de besturen der Hospitalen met eene zoo willekeurige magt wilde bekleeden, als dezelve hier uitoefenen. Van den oogenblik af, dat een behoeftige hier te lande in een Hospitaal komt, worden de kleederen, die hij draagt, tegelijk met zijn ligchaam beschouwd, als aan het huis behoorende, ingevalle hij daarin komt te sterven; en zijne bloedverwanten kunnen zijn lijk niet terugvragen, zonder daarvoor eene zekere bepaalde som te betalen. In den eersten opslag zou dit eene harde voorwaarde schijnen; en zij zou het in waarheid zijn, indien het zot vooroordeel, dat in Engeland zoo vele onaangenaamheden heeft veroorzaakt, en aan de beoefening der Heel- en Ontleedkunde zoo vele hindernissen in den weg heeft gelegd, ook hier bestond. De gedachte, van na den dood tot een nuttig einde gebruikt te worden, is hier te lande voor niemand schrikverwekkend. De voorbeelden, die ik hier aanhaalde van de verbijsteringen, waardoor zoo velen in ons land worden geregeerd, en waarvan zeer weinigen geheel bevrijd zijn, schenen mijnen hoorders bijna ongeloofelijk toe. - Men mag het daarvoor houden, dat er hier geen gebrek is aan voorwerpen ter ontleding; want men is er steeds zoo overvloedig van voorzien, dat zij zelden tot eenen hoogen prijs stijgen. Er wordt gewoonlijk aan den Ontleedkundige voor ieder ontleed ligchaam eene kleine belooning betaald, beloopende, naar ik hoor, geen pond sterling, en die men dus eer dient aan te merken als eene
| |
| |
vergoeding van de kosten van vervoer en bijkomende uitgaven, dan als eene vergelding, geëvenredigd aan het nut en de belangrijkheid van het werk. Daar het nu hier te lande zoo gemakkelijk is, eene grondige kennis te bekomen van de ontleding van het menschelijk ligehaam, zijn ook de Hollandsche heelmeesters, over het algemeen, mannen, wel ervaren in hunne kunst, en vaardig in derzelver uitoefening. Menig een onder hen diende in de veldtogten van Buonaparte, en was daardoor in eene al te overvloedige gelegenheid, om zijne belangrijke kunst te volmaken. Voor Genees-en Heelkundige diensten wordt naauwelijks een tiende betaald van de belooningen, die men er in Engeland voor geeft; doch deze geringe vergeldingen stellen ook duizenden in staat, bij de allervermaardste Artsen hulp te zoeken, waartoe hun in ons land de toegang volstrekt zoude zijn afgesneden. Ik twijfel er zeer aan, of een Geneesheer zijn waar belang behartigt, door zijne diensten zoo onredelijk hoog te doen betalen, als in Engeland plaats heeft. Hij ontvangt zijne guinje van een enkelde - hij konde zijne halve kroonen van een vijftigtal inbeuren. |
|