Brieven
(1830)–John Bowring– Auteursrechtvrij
[pagina 113]
| |
Leyden, 9 September.Men heeft in de Nederlanden juist niet veel met den adel op. Ik heb een prospectus doorgeloopen van een werk, dat eene geschiedenis zou behelzen van alle de adelijke geslachten in het rijk, met derzelver wapens prachtig uitgebeeld. Dit prospectus had reeds langen tijd op een der drokst bezochte plaatsen in de hoofdstad ten toon gehangen, en echter bevond ik, dat het werk nog met geen' enkelen naam ter inteekening was vereerd geworden: de prijs was echter matig gesteld, en het werk zou geenen boekwinkel oneer aandoen. De tijd heeft alle geheugenis van de oude Bataafsche geslachten weggevaagd: het is zelfs twijfelachtig, of er nog wel een naam bestaat van een geslacht, ouder dan de invallen der Germaansche stammen. Dorst naar roem, zucht naar magt, begeerte naar rijkdommen hebben ieder op hunne beurt Holland met vreemde aankomelingen overstroomd; en nu zelfs, vervult de gedurige, doeh geruste toevloed van buitenlanders het halve Land met vreemde namen en vreemde volken. Het volk - de groote hoop - schijnt nog alleen de bewaander te zijn van zijne moedertaal. Gij kunt u | |
[pagina 114]
| |
aan geene open tafel nederzetten, in eene der groote steden, zonder Fransch, Duitsch of Engelsch te hooren spreken. Geen reiziger geeft zich de moeite, om het Nederduitsch te gaan leeren; zelfs het Gouvernement geeft toe aan de algemeene zucht voor de Fransche taal, en de officiele stukken worden half in dezelve gesteldGa naar voetnoot(*). In de vergaderingen der Staten-Generaal wordt Fransch gesproken, misschien meer dan Nederduitsch; en dat vaak door zoodanige personen, die het slecht spreken, en uit eene ongelukkige ijdelheid zich liever bedienen van eene taal, die zij gebrekkig verstaan, dan van die, welke zij volmaakt meester zijnGa naar voetnoot(†). De helft der Nieuwspapieren, die er in het Rijk uitkomen, is wel in het Fransch geschreven; en wij moeten bekennen, dat deze het van de andere | |
[pagina 115]
| |
wint. Zij volgen die van de Seine, welke naast de onze de belangrijkste dagbladen zijn van geheel Europa. Zij hebben zich in den laatsten tijd bezig gehouden met redeneringen over de uitbreiding der magt van Frankrijk; en een derzelve, verschrikt geworden door deszelfs bezittingen, bij de voorgenomene verovering van Morea, stelt een heel aardig plannetje voor, om de bezittingen van zijne Allerchristelijkste Majesteit te vierendeelen, en wijst de vier kanten toe aan Italië, Pruissen, Holland en Spanje, en het overschot aan Engeland. Het huisraad van een Hollandsch huis is uitnemend ingerigt voor het gebruik, maar zelden kostbaar en uitstekend in sierlijkheid. Toen ik kamers wilde huren, vroeg men mij of ik ook eene sofa begeerde: dit verhoogde den prijs 20 percent. De huizen der gegoede lieden zijn ruim en gemakkelijk, en meestal versierd met schilderijen en andere kunstvoortbrengselen. Het huis b.v. van den Baron Verstolk, minister van Buitenlandsche Zaken, bevat eenige, (het getal is niet groot,) der schoonste voortbrengsels van de Hollandsche school, en daaronder een Hobbema van wonderlijke volmaaktheid. Onder de Haagsche verzamelingen stelt men hoogen prijs op die van onzen Ambassadeur Sir Charles Bagot. Een verblijf buiten 's lands behoort ten nutte der kunsten te worden ingerigt, gelijk het zijne. Zijne gemalin bewandelt in dit opzigt een' geheel nieuwen weg; zij heeft eene verzameling aangelegd van broze kunststukken der verloopene eeuwen; kunststukken, wier bewaring, gedurende | |
[pagina 116]
| |
eenen zoo langen tijd, men een half wonder kan noemen. Het is een museum van drinkglazen, wier verscheidenheid in bevallige gedaante en kleur even verwonderlijk is, als de smaak, in derzelver rangschikking in acht genomen. De vreugd, die zij hebben gekruid, de zangen, waarbij zij tegenwoordig waren, en de feesten, die zij hielpen vieren, zijn vergeten. Die ze vulden, en die ze uitdronken zijn heen gegaan; en hier bestaan nu nog deze breekbare getuigen, overlevende beiden, die ze gemaakt, en die ze gebruikt hebben. De mensch is broos als glas; het glas behoudt zijn leven En glinstert nog, als 't licht den mensch reeds heeft begeven. Ook bestaat hier eene aanzienlijke, doch vrij ontoegankelijke verzameling van oudheden, behoorende aan den Archivarius van den Nederlandschen Adel, den Baron van Westreenen. Zij bevat schoone Egyptische hieroglyphen, verscheidene aanmerkelijke brokken van Beeldhouwkunst, vazen en snijwerk, en eene boekerij, die men voor zeer belangrijk en zeldzaam houdt. Doch ik kon dit alles niet te zien krijgen, en heb ook nooit iemand ontmoet, die het gezien had. Eene verdeeldheid, tusschen de Jansenisten en de Pausgezinde partij onder de Roomsch Katholijken, trok hier eenigzins de aandacht, tijdens de beraadslagingen over het Concordaat. Tot hiertoe is dit Concordaat een doode letter gebleven, en ik heb gemerkt, dat het meerendeel der Bisschoppelijke zetels tot op dezen dag onbezet is. Men had bepaald, dat de Koning drie kandidaten voor den Bisschopshoed zou benoemen, | |
[pagina 117]
| |
waaruit de Paus er een zoude kiezen. Of er van deze lange en kostbare beraadslagingen nog iets zal te regt komen, is moeijelijk te beslissen. De kerkregering der Jansenisten bestaat uit den Aartsbisschop van Utrecht, en de Bisschoppen van Haarlem en Deventer. Zij geven zich zelven den naam van de Oude Klerezij van de Roomsch Katholijken, waaronder zij ook door het Gouvernement worden erkend, en pogen met alle kracht de blaam van scheurmakers en anti-Katholijken, dien hunne tegenpartijders hunne leerstelsels aanwrijven, van zich af te weren. Hun invloed zegt men is gering; zij kunnen althans niet uitsluiten die meerderheid der Katholijken, die hen uitsluit. - Over het geheel genomen, bestaan hier weinige polemische twisten. De fijne onderscheidingen, om welke men malkander nog tegenwoordig in Engeland, geheel in den slechten scholastieken geest der middeleeuwen, in een' kwaden reuk brengt en mishandelt, worden in Holland weinig geteld. Ik twijfel, of er wel iemand zou gevonden worden, die de regtzinnigheid of onregtzinnigheid van eenen predikant, dien hij heeft hooren prediken, zou durven staande houden; ten zij zoodanige predikant zich zelven had onderscheiden door eene hevigheid van uitdrukkingen, die even zeldzaam, als af te keuren is; en waarvan er dan ook slechts weinige voorbeelden zijn, die nog, naar men mij verzekerde, door onmiddellijke afkeuring van hooger hand zijn beteugeld. Mij is wel eens ingevallen, dat het een belangrijk en leerzaam werk zoude zijn, de geschiedenis van een volk, zoo veel doenlijk, op te maken uit deszelfs spreek- | |
[pagina 118]
| |
woorden. Een spreekwoord behoort waar of puntig te zijn; het moet overeenstemmen met de volksmeeningen, zal het een duurzaam bestaan kunnen hebben. Het vermaakte mij, in Holland over onzen Koning Willem III te hooren spreken met de uitdrukking, waarmêe men hem bij zijn leven betitelde, van Koning van Holland en Stadhouder van Engeland. Als half eene vloot schenen mij de verzen, die ik zoo vaak op een' der grootste Nederlandsche zeehelden hoorde toepassen:
Piet Hein
Zijn naam is klein,
Zijn daad is groot,
Hij verwon de zilvervloot.
Gering is het vooruitzigt op de herleving van Nederlands krijgsroem. De landmagt, schoon wel gekleed, maakt eene slechte vertooning. Ik begrijp niet waarom Holland zulk een groot leger onderhoudt. Een groote legermagt is in een klein Land nergens toe nut. Vrede en koophandel behooren de sterke en heilaanbrengende wapenen van Nederland te zijn. Maar het oude beginsel, vrije handel, waaraan 's Lands grootheid verknocht was, is door den invloed van de Brabandsche belangen het onderste boven gekeerd. |
|