Brieven
(1830)–John Bowring– Auteursrechtvrij
[pagina 103]
| |
's Gravenhage, 1 September.Er zijn weinige plaatsen, die een zoo aangenaam schouwspel opleveren, als het Haagsche Bosch op een zon- of feestdag; ofschoon de Hollanders overigens weinig in hunne genoegens hebben, dat eenen ander opwekt. Zij zitten in groote bedaardheid neêr en hooren naar de muzijk, die een' glimlach van vergenoegen op hun gelaat schijnt te verspreiden. De heeren rooken hunne pijpen, de dames drinken den een' of anderen lekkeren drank, en bij dit alles schijnen zij zoo gelukkig, als een mensch wezen kan. De lieden van een vorig geslacht gelijken zoo sprekend op onze voorvaders, dat men bijkans geen' grijsaard ziet, waarbij men niet dadelijk aan eenig oud man in Engeland denkt. De rondheid der Hollandsche aangezigten verandert met de jaren in een' meer langwerpigen vorm, en begint dan naar de Engelsche te gelijken. Als men een' Engelschman in eene kamer zette onder twintig Hollanders boven de vijftig jaar, mits dezelve niet spraken, hij zou ze voor zijne landslieden aanzien en begroeten. Fransche zeden en Fransche neigingen zijn bij het tegenwoordig geslacht vrij wat in zwang geraakt, het- | |
[pagina 104]
| |
geen zoowel ten goede, als ten kwade heeft gewerkt. In sommige opzigten hebben de Franschen de kundigheden der Hollanders vermeerderd, in andere hebben zij derzelver zeden slechter gemaakt. Over het algemeen genomen, behoor ik niet tot die lieden, die er zoo veel kwaads in vinden, om de verstandelijke en zedelijke hoedanigheden van het eene volk aan het andere mede te deelen. Men drage zorg, dat men den mensch niet leere zijne medemenschen te haten, en hij zal ze van zelven leeren beminnen. De afhankelijkheid der menschen van elkander zou hen ongevoelig tot onderlinge welwillendheid en vriendschappelijke gezindheden stemmen, indien hun hoogmoed, eigendunk en hunne driften niet gevoed werden door eene eeuwigdurende misleiding, die dikwijls kinderachtig, altijd nadeelig is. De mensch is een gezellig wezen; hij is geschapen, niet om op zich zelven alléén te staan, niet om in eenzaamheid te leven, maar om, in verbinding en met medewerking van andere menschen, in de behoeften van zijn leven te voorzien. Alleen en verlaten heeft hij slechts een ellendig bestaan; terwijl hij zedelijk grooter, beter en gelukkiger wordt, naarmate zijne betrekkingen tot zijne medemenschen zich wijder uitbreiden. De bijeengevloeide menigte in eene kerk eener groote Hollandsche stad, doet ons dadelijk denken aan de kerkgangers op een Engelsch dorp, waaronder men ook de welgekleede, meer gegoede lieden uit den omtrek bespeurt. Men verneemt een in het oogloopend gebrek aan eerbiedigheid in het uiterlijke voorkomen. De mannen komen binnen met den hoed op het hoofd, dien | |
[pagina 105]
| |
zij afnemen gedurende het gebed, doch weêr opzetten, zoodra de preek begint. De predikstijl is uitvoerig en warm - eene sterke geestelijke en ligchamelijke inspanning, van het begin tot het einde. Men schijnt over het algemeen aan de zamenstelling eener leerrede veel moeite te besteden; daar de voornaamste kanselredenaars gewoonlijk maar tien of twaalf maal in een jaar optredenGa naar voetnoot(*). Onder de preek hoort men het geluid van een schelletje, en spoedig daarop houdt men u een klein fluweelen zakje, aan het eind van een' langen stok, voor het gezigt, welks aankomst u wordt verkondigd door het geluid van dat kleine schelletje, dat als een kwast aan het zakje hangt; en nu verwacht men van u, dat gij een dubbeltje aan de armen zult geven. Als deze plegtigheid voorbij is, komt er een andere wandelende en schellende wekker, die u eene gave vraagt voor de instandhouding der kerk. Als gij heen gaat, staat er een derde gereed, om eene gifte te ontvangen voor den stoel of de bank, waarin gij gezeten hebt. De dienst duurt twee uren, en is veel eenvoudiger dan de Anglikaansche. Het Protestantendom van het vaste land is Presbyteriaansch, en oneindig ver verwijderd van de Anglikaansche formaliteiten, welke hier als een ongereinigd misboek worden beschouwd, om mij van de uitdrukking van een' ouden Puritijn te bedienen. De | |
[pagina 106]
| |
gezangen en psalmen, die gezongen zullen worden, staan met groote letters aangekondigd op borden, die op verscheidene plaatsen in de kerk zijn opgehangen; en daar in alle gezangboeken de zangwijzen bij de woorden gevoegd zijn, wordt de harmonie beter bewaard dan bij ons. De leerredenen der Nederlandsche predikanten zijn zelden polemisch; doch zij zijn meestal ingerigt volgens de leerstellingen van Calvijn; vooral bij diegenen, die zich het meest Evangelisch noemen. Over het geheel heerscht er onder hen veel onregtzinnigheid - veel meer, dan zij wel zouden willen toestemmen; want er zijn misschien geene menschen, die afhankelijker van, en onderdaniger aan de meening van het publiek zijn, dan hier de geestelijkheid. Het is mij voorgekomen, dat zij te veel overhellen, om eene vleijende taal te bezigen, jegens hen, die in hooge waardigheden geplaatst zijn; want in sommige hunner werken, die ik onlangs las, vond ik breede aanspraken aan den Koning, die al te zeer in den stijl waren, waarin onze oude Bisschoppen tot Koning Jacobus I plagten te zeggen: gij zijt de adem onzer neusgaten, - eene vleitaal, waarmeê onze tegenwoordige Koning van Engeland in geenen deele zou wenschen begroet te worden. - Onder de Katholijke geestelijkheid oefenen de Jansenisten een' grooten invloed uit: er hebben strijdigheden plaats gehad, waarbij zij het kerkelijk regtsgebied van den Paus van Rome gladweg hebben ontkend. Het Concordaat, met gezegden Beatissimus gesloten, heeft eene menigte moeijelijkheden en onkosten veroorzaakt. De Ambassadeur heeft lang aan het Hof van den Heiligen Vader | |
[pagina 107]
| |
vertoefd, en naar het mij voorkomt, heeft de oude slimme vos zijn best gedaan, om den Hollander bij den neus te leiden, en zijne Katholijke Bisschoppen naar de Noordelijke Nederlanden te zenden, waar men, geloof ik, met zoodanig bezoek niet zeer gediend zal zijn. De zaak wordt nog eens van nieuws behandeld; doch met dien geest, die hier te Lande heerscht, twijfel ik sterk, of er wel eenige schikking zal kunnen worden tot stand gebragt, die aan alle partijen genoegen zal geven. Naar mijn inzien ware het beter geweest, de zaken te schikken, zonder zich met Rome in te laten. Ik weet niet, waarom eenig Gouvernement bij eenen derde om raad zou loopen vragen in zaken, die deszelfs eigen aangelegenheden betreffen. Ook hoop ik, dat, als eenmaal de zaak der Katholijken in Engeland zal zijn ten einde gebragt, geen nieuwe belemmeringen in den weg zullen worden gelegd, door te Rome te laten beslissen, wat beter in Londen kan worden afgehandeld. De gebeurtenissen, die hier zijn voorgevallen, leveren te dezen aanzien eene rijke bron van leering op; en ik denk, dat de Katholijken zelven nog menig onvoorziene hindernis zouden scheppen, indien men hun aanried, om den Bisschop van Rome te gaan raadplegen, of zich dezen in handen te leveren. Hunne godsdienstige aangelegenheden mogen eene zaak zijn tusschen hen en den Paus; maar dit is geene zaak tusschen den Paus en het Engelsch Gouvernement. |
|