Brieven
(1830)–John Bowring– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's Gravenhage, 31 Augustus.De Hollandsche financiën zijn verdeeld in twee hoofdstukken: - een, hetwelk telkens voor den tijd van tien jaar wordt vastgesteld, het gewone budget genoemd; het andere, van jaar tot jaar bepaald wordende, en het buitengewone geheeten, - Eene handelwijze, die tot zware ongelegenheden aanleiding geeft, en als grondregel schijnt te vooronderstellen, dat het beter is, wetten te maken in de onzekerheid, dan met vol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komene kennis van de toekomstige behoeften. - Het gewone budget bevat het minimum van hetgeen, dat het volk moet opbrengen; en schoon er op vele afdeelingen (b.v. die voor het Huis des Konings,) dikwijls niets wordt bijgevoegd, overschrijden echter bij andere afdeelingen vaak de buitengewone uitgaven de gewone. Zoo was aan het ministerie van Justitie, bij de gewone begrooting voor de jaren 1820 tot 1829, toegelegd de som van ƒ 246,500, terwijl het buitengewoon budget voor 1828, aan hetzelfde ministerie, nog bovendien ƒ 2,033,203-60 toekent. Zoo had de minister van Binnenlandsche Zaken ter bestrijding zijner gewone uitgaven ƒ 2,267,553, en voor de buitengewone bijkans dezelfde som ƒ 2,200,000. 's Konings jaarwedde bedraagt ƒ 2,400,000, en die van den Prins van Oranje een twaalfde gedeelte van die som. De gewone uitgaven voor den Staat waren, van 1820 tot 1829, bepaald op ƒ 59,875,052 en 89 cents. De buitengewone voor 1828, waren ƒ 16,855,970; zoodat de geheele Nederlandsche Staatsbelasting, verdeeld over eene bevolking van zes millioenen, ongeveer een pond sterling (twaalf gulden) per hoofd bedraagt. Onder deze opbrengsten zijn evenwel niet begrepen de gewestelijke en plaatselijke belastingen, maar wel de kosten der openbare Eerediensten in het Koningrijk: (tienden worden in de Nederlanden niet betaald). Deze kosten, voor den Eeredienst bedragen voor de Hervormde kerken ƒ 1,325,755, en voor de Roomsch - Katholijke ƒ 1,826,859. Voor het openbaar onderwijs wordt jaarlijks betaald ƒ 1,022,355. - De renten der publieke schuld, en de behoeften van het amortisatie - fonds (een zeer verward | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deel van het Nederlandsche Financiewezen) beloopen iets meer dan 2,000,000 pond sterling in het jaar. Nog moet ik vermelden, dat er, behalve al het genoemde, nog eene suppletoire begrooting is gemaakt voor 1828, beloopende iets meer dan eene halve millioen ponden sterlings, waarvan 100,000 pond voor de openbare wegen, 300,000 pond voor het ministerie van Financiën, en het overschot voor den Minister van Oorlog was bestemd. De bronnen der inkomsten zijn de volgende:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar alle godsdienstige gezindten hier gelijke regten genieten, en Joden, Katholijken en Protestanten openbare ambten bekleeden, zonder dat hunne verschillende geloofsbelijdenissen in eenige aanmerking komen, zorgt ook de Staat voor de instandhouding van ieder derzelve; en Katholijken, Jansenisten, Lutheranen, Calvinisten, Walsche Hervormden, Doopsgezinden, Remonstranten en Israëliten ontvangen ieder het hun toegewezen deel uit 's Lands schatkist. De Joodsche Rabbijn, de Roomsche Priester en de Protestantsche Predikant worden door het Bestuur uit hetzelfde oogpunt beschouwd; allen evenzeer beschermd; allen bezoldigd. Vraag eenen ambtenaar van welke gezindte zijne buren zijn - het is tien tegen een, zoo hij u zal kunnen autwoorden. De ondervinding heeft geenszins getoond, dat de getrouwheid der Katholijken min volkomen, min opregt zijn zou, dan die der Protestanten; en desniettegenstaande vindt men hier meer redenen tot jaloerschheid tusschen beide partijen, dan ergens elders in Europa. Holland, vooraan en volhardend in den strijd der Hervorming - Holland, zich verbeeldende bezwaard te worden door onderdrukkingen, door Brabandschen invloed verwekt - Holland, zich nog herinnerende al de bitterheid van den ouden Katholijken dwang - Holland, door 's Konings pogingen gedwongen, om een Concordaat te sluiten met de op hare grondvesten waggelende tirannij van Rome - Holland konde wel met eenigen schijnbaren grond eene vreesachtige houding aannemen; maar het is te wijs. De Katholijken ontvangen uit 's Rijks schatkist eene grootere som | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan de Protestanten: nooit heb ik het hun hooren benijden: vriendschap en broederliefde laten het hun toekomen: zoo geeft men een heerlijk voorbeeld van eene edelmoedige en billijke verdeeling. Het is de betrachting van die goddelijk schoone les, die ik somwijlen van onze kansels heb hooren prediken, dat men zich in eens anders toestand verplaatsen moet, om zijne verpligtingen jegens denzelven regt te gevoelen. Ja, wat meer is, nimmer hoorde ik hier van overmagt der Protestanten spreken; nooit zag ik iemand zijn geloof, als een hoon, verwijten, of als een grond tot uitsluiting of onbevoegdheid tegen iemand aanvoeren. En met betrekking tot het dagelijksch verkeer en de pligten van de burgerlijke zamenleving, zag ik, dat menschen van verschillende godsdienstige gevoelens er steeds op uit waren, om elkanderen dienst te doen, in stede van elkanderen iets in den weg te leggen. Dan dacht ik meermalen aan naburige landen, waar men de pligten eener algemeene welwillendheid nog moet leeren, waar men nog moet leeren, eenen ieder te geven, wat hem toekomt. Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat een onbevooroordeeld Nederlander in onze Engelsche inrigtingen nog wel het een en ander zou aantreffen, dat hij ook in zijn land navolgingwaardig zoude keuren; en dat wel vooral met betrekking tot een bijzonder punt, waarover ik thans ga spreken. Men mist hier die publiciteit, die een breidel is voor publieke, ja, in een' uitgestrekten zin, ook voor private misdaden. Alle de inrigtingen in de Nederlanden schijuen deugdzame beambten te vooronderstellen, en van dezen daarom zoo voel mo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijk de contrôle der publieke opinie te verwijderen. Maar het grootste, en op alles nadeelig werkende euvel bestaat in het onophoudelijk maken van nieuwe wetten: het Bestuur bemoeit zich met duizenden zaken, die buiten twijfel aan de bezorging der burgers zelven moesten worden overgelaten. Niets is in zich zelven tegenstrijdiger, dan de groote Staatsmachine te belasten met kleinigheden, die tot het dagelijksch leven behooren. Het in het oogloopend gebrek is hier het gemis van overzigt in het groote - het vermoeijend acht geven op onderdeelen (details) - de verspilling der aandacht op zaken van weinig belang - het gebruik maken van een mikroskoop in stede van een teleskoop - het wandelen langs de lage heining in stede van den heuvel te beklimmen. Ieder zal u verzekeren, dat de Koning een leven leidt als een galeislaaf; en dit is ongetwijfeld hoogst edelmoedig en volklievend van zijnen kant; hierdoor maakt hij zich hoogst verdienstelijk, en verkrijgt' alle aanspraak op de dankbaarheid zijner onderdauen. Nogtans is het eene vruchtelooze kwelling des geestes, nimmer te rusten: beter ware het, zoo hij aan zich zelven en aan zijn volk de weldaad eener korte verpoozing gunde. Doch bovendien is er in 's Konings karakter een trek, die hem de onbeperktste loftuitingen waardig maakt, - het is de gemakkelijkheid, waarmeê een ieder zijn' persoon mag naderen. Eenmaal's weeks verleent hij vrijen toegang aan den geringsten daglooner uit zijne Staten, wiens kleine bezwaren hij genegen aanhoort, en, als hij kan, opheft. Er is hier eene schilderij in omloop, welker eene zijde Koning Willem af- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beeldt, in al den glans zijner koninklijke pracht, omringd van zijnen hofstoet in staatsiegewaad; - aan de andere zijde ziet men Koning Willem, zoo als hij luistert naar de klagten van eenen nederigen, in ruwe pij gekleeden smeekeling. Dit is een tafereel, de beschouwing van iederen menschenvriend waardig; die er dan deze nuttige gevolgtrekking uit kan afleiden, dat de magt, die beschermt, veel beminnelijker is, dan de magt, die door uitwendigen glans de oogen verblindtGa naar voetnoot(*). |
|