Brieven
(1830)–John Bowring– Auteursrechtvrij
[pagina 83]
| |
's Gravenhage, 29 Augustus.De huwelijken zijn in Holland zuiver burgerlijke verbindtenissen, die geen kerkelijke bekrachtiging behoeven tot hare geldigheid. Eene week of twee voor den tijd, waarop men het huwelijk denkt te voltrekken, maakt men zijn voornemen aan den Burgemeester bekend; men bezorgt dezen ambtenaar de doopattesten en de verklaringen der toestemming van de ouders, in de gevallen, waar zulks vereischt wordt, en op den bepaalden dag begeeft men zich met wederzijdsche vrienden naar het stadshuis. Daar worden dan de wetsbepalingen voorgelezen, die de wederkeerige verpligtingen van echtgenooten bevatten; vervolgens vraagt de Burgemeester met luider stem, of de partijen genegen zijn, zich door den echt te verbinden, en op derzelver toestemmend antwoord, dat door ja, of door eene buiging met het hoofd wordt gegeven, verklaart hij het huwelijk wettig voltrokken. De Protestanten verzoeken nog wel bovendien eenen Predikant, om hunne verbindtenis Godsdienstig in te zegenen; ook begeleidt wel eens de Burgemeester de wettelijke formaliteit met | |
[pagina 84]
| |
een' aanspraak of zegenwensch. Bij de Roomschen, die het huwelijk als een sacrament beschouwen, is de kerkelijke bevestiging een volstrekt vereischte, waaraan dan den volgenden zondag plegtig, en onder het gebruik van 's Heeren H. Avondmaal, wordt voldaan. Tusschen den dag der inteekening en dien der huwelijksvoltrekking wordt er dikwijls een feest gegeven; maar onder de meer gegoede klasse is in de laatste tijden de gewoonte ingevoerd, om, met achterlating der huwelijksfeesten, eene reis te doen van eene week twee drie. De huwelijkskosten bedragen van tien à vijftien tot zeventien à vijf en twintig gulden. De eerste trap der vrijaadje bestaat gewoonlijk daarin, dat men den vader den vrijen toegang tot zijne dochter vraagt. Wordt zulks toegestaan, dan houdt men het jonge paar voor verloofd. - De wetten op de echtscheiding zijn hier veel ruimer dan in Engeland. Ongetrouwheid van de zijde der vrouw is eene dadelijke oorzaak van de ontbinding des huwelijks; maar de vrouw kan, om dezelfde reden, geenen eisch tegen haren man doen gelden, tenzij hij overspel hebbe gepleegd in de gemeenschappelijke woning. Wanneer man en vrouw onderling overeenkomen, om te scheiden, zoo verklaren zij dit viermalen voor den Regter in den loop van twaalf maanden, en, ten gevolge van die verklaringen, wordt de echtscheiding toegelaten, nadat er vooraf tusschen beide partijen schikkingen beraamd zijn omtrent de kinderen. De kermissen leveren hier in Holland een aanlokkend en vrolijk schouwspel op. Thans houdt men | |
[pagina 85]
| |
er een op een dorp, een uur gaans van den Haag. Ik ga met den stroom meê daarheen. De geheele weg naar Voorburg is versierd met buitenverblijven, tuinen en lusthuizen met grachten omringd, die allen vrede op hun uitwendig aanzien vertoonen, en waarvan er velen met opschriften voorzien zijn, die rust te kennen geven. - In oude tijden was deze kermis zeer vermaard, en werd door het Hof en de Grooten des Lands bezocht, die aldaar in de volksvreugde kwamen deelen. - Onder al de vermakelijkheden, schijnt het meest in trek te zijn eene loterij, waarin door een dozijn personen dezelfde som wordt ingezet, (gewoonlijk van 2 tot 5 stuivers). Elk hunner ontvangt een briefje, en gooit met drie dobbelsteenen; en hij, die de hoogste oogen krijgt, kiest uit de geheele kraam, wat hem behaagt, porseleinen kopjes, karaffen, werkdoosjes enz. Vele andere spelen hebben er plaats; en te midden van al die vrolijkheid en dat landelijk vermaak, zag ik volstrekt geene bmtensporigheden. Welgekleede mannen en vrouwen mengden zich onder de boeren, namen deel in derzelver vermaak, en bragten er ook het hunne aan toe. De Nederlanders zijn uit den aard gezellig; maar in hunnen gezelligen omgang is eene soort van bedaardheid, die den schijn heeft van onverschilligheid, zonder echter zoodanig te zijn. Evenwel heerscht er in hunne geschillen een scherpe toon, die niet overeenkomstig schijnt met hunne doorgaande gesteldheid. Zelfs bij het behandelen van onderwerpen van letterkundigen aard, doopen de redetwisters hunne pennen wel eens in alsem: hartstogtelijk, zoo wel voor hen, met wie zij | |
[pagina 86]
| |
overeenstemmen, als tegen degenen, van welke zij verschillen. Zoo getuigt een hunner dichtersGa naar voetnoot(*): De vriendschap heeft somtijds mij al te hoog verheven,
Of onverdiende nijd mijn schuldloos doen gesmaad:
Doch beide Liefde en Haat was meestal overdreven.
Men leeft in Holland, door malkander gerekend, een derde goedkooper dan in Engeland. Een uitmuntend huis huurt men voor 50 pond in het jaar; en de behoeften eener familie van zes personen met derzelver bedienden, kan men met 300 pond bestrijden. Sommige belastingen, zoo wel op personen als woningen liggende, drukken zwaar; doch de regten, die van de levensmiddelen geheven worden, zijn over het geheel genomen gering. Uitmuntende thee verkoopt men hier in de winkels voor 2 shilling het pond; de wijn kost ongeveer een derde, en de sterke dranken een vierde van hetgeen men er bij ons voor betaalt. Er heerscht hier niet veel weelde, en zelfs de hoogste ambtenaren van Staat geven zelden kostbare maaltijden. En in waarheid, hunne bezoldigingen zouden hun dit ook niet toelaten. De Secretaris van Staat krijgt ƒ 20,000, de Minister van Financiën, die van Justitie en die van Binnenlandsche Zaken hebben hetzelfde inkomen. Gouverneurs van Provinciën genieten ƒ 9000, de Postmeester Generaal ƒ 10,000, en de Ministers van Oorlog en Marine ieder ƒ 15,000. De leefwijze heeft veel overeenkomst met de Engelsche: bij het ontbijt evenwel gebruikt men gewoon- | |
[pagina 87]
| |
lijk kaas. Bij het middagmaal komen de schotels allen op tafel, en worden een voor een afgenomen door de bedienden, die voorsnijden en ronddienen. Na den maaltijd gaan de heeren en dames gezamenlijk in een ander vertrek koffij en chasse café gebruiken, waarna de thee wordt binnen gebragt. - De ellendige gewoonte, om fooijen te geven, bestaat hier nog, en men doet dit, naar gelang van de meerdere of mindere deftigheid van het onthaal. Ik begrijp niet, hoe meesters en hoofden van huisgezinnen gerust kunnen aanzien, dat menschen, die te hunnen huize beleefdheden ontvangen, door hunne dienstboden beroofd worden. De loonen der bedienden behoorden niet door de gasten betaald te worden, maar door hen, die ze gehuurd hebben. Eene uitnoodiging tot een' maaltijd beteekent hier met andere woorden: ‘kom, en laat mijn bediende u een' gulden uit den zak halen.’ Doch zoo groot is de kracht der gewoonte, die zoo vele misbruiken wettigt, dat er meer dan menschelijken moed gevorderd wordt, om zich te verzetten tegen eene gewoonte, die niemand goedkeurt, maar ieder als eene plaag en misbruik beschouwtGa naar voetnoot(*). |
|