Verzen(1898)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Nu gij ver wegzijt. Nu gij ver wègzijt, komen al de nachten Sluipen door schemerstraat, arm en gehavend, En zij die vroeger zielsverblijden brachten, Beedlen aan dichte deur in laten avond. En als ik stille paden wandel, loopen Dagen mij na met uitgestoken handen, Dat 'k voor mijn goud hun poovren praal zal koopen, Prijzend hun waar met stemmen van ellende. [pagina 99] [p. 99] Maar als een spreekt van u of noemt uw naam, Als ik een balling uit dat land regaal Waarover gij heerscht, zitten we uren saam Pratend van u aan rijk herdenkens maal; Needrig-aandachtig luister 'k aan zijn voet, En leid hem uit zooals men koon'gen doet. Vorige Volgende