Verzen(1898)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] O dagen, feesten. O Dagen, feesten licht, maaltijden zon, Laat mij stil zitten, bescheiden genoode, Midden in uw àl-verheerlijking, etend mijn roode Morgendeel, drinkend uit gulden Avondbron. Zitten wil ik uit te zien door klare Zielevensteren naar dit wondre gebeuren: Straal, zon, de Wereld open in kleuren, Groei in lichtruisch, bosch van dage-glansblâren. [pagina 36] [p. 36] De dagen zijn heerlijk-witte Moedermaagden, In heiligheid hoog staande in blauwe Wereldnis; Haar oogen diep, haar monden zaligheid-omhaagde Missen al verdriet van schaduw en bitternis, Haar blanke handen meêlij-geschraagde Zijn weldadig over wonden en droefenis. Is niet mijn hart zelf een hof der hoven, Zijn niet de Dagen zijn trouwe verzorgers? De gulden Avonddauw en de Morgens, Die sproeien hun koele licht uit zilveren horens? Het zijn de gulden Dagen, Het zijn de rijke àl-gevende Dagen, Het is haar vorstelijk welbehagen.... Hoe kan ik het dragen, Hoe kan ik het dragen! Vorige Volgende