Verzen(1898)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Als oude boom. Als oude boom, die lang geen vrucht meer droeg - En aan zijn wortel ligt de bijl gereed, - In nieuwe Lente in duizend bloesems breekt Open en 't Leven trilt door grauwen stam Als zachte lachen van een nieuw geluk, Zoo bloeit mijn hart in liedren nieuw en vreemd, En staat verwonderd voor zijn eigen bloei. - [pagina 33] [p. 33] Want vandat mijn ziel, bloem in Morgenland, Koos 't vleezen kleed, waarin de menschen gaan, En dragen rond veel vreugd, maar meer verdriet, Had altijd in mij rijke, blijde bron Door alle aardsche stemmen van lust en leed Zacht gepraat van wat aan het leven geeft Wijding en waarde, - zoo midden in stad Van donker leven welt heilige taal, Tonen en zang, in stille kathedraal. Die had nu lang gezwegen als in duur Van zomer wreed van zon, en menig kind Van mijn lief volk had al dien tijd gedorst. Mijn mond zweeg en was droef; die was gewoon Na te spreken de woorden als heraut, Die staat op hooge tinnen en verkondt Woorden van toorn of genâ van den vorst, Die zit beneên in koele ridderzaal Onder zijn grooten, eedlen altemaal. [pagina 34] [p. 34] Maar nu bloeit wit van bloesem dorre rank; Nu lacht frisch-roode mond na koelen drank, Nu woelt mijn volk in bonte dracht dooreen, Nu ruischt blijder psalm na droever geween. Nu spreekt op toren onder blanke vlag Boodschapper woorden in den open dag. - En de gedachten, die mijn huis verlaten In klankekleed en licht ornaat van taal, Zijn zooals kindren, die elkaar ontmoeten Buiten, waar groen en zon is, en ze staan Weldra in kring ten dans en maken blij Den langen dag met spel en rei. Vorige Volgende