Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1932)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Dertigste strofe Naamloos en ongekend, niet meer dan eener vrouwe zoon, zoo moge ik slapen ergens in den schoot der aarde, naakt in het ragge purper dezer liedren, de flarden van 't scharlaken kleed der schande, dat nooddruft heeft aanvaard, geluk niet afgeleid: zoo laat mij bij u zijn herdacht, geslaafde knechten, in dees wreeden krijg die leven heet, gezweept door den almachtgen nuk van onverbiddlijken onzichtbaren tyran: zoo laat mij zijn herdacht, een kind, een knaap die voor uw oogen viel, voor wiens verbleekten glimlach uwe handen, ontroerd van onbegrepen eerbied, dolven een haastig en verloren graf. Vorige Volgende