Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1932)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Dertiende strofe Zooals de sterrekundge den komeet, de glorie die aan d'einder van zijn jeugd den vasten gordel van de sterren brak en trok zijn vreemde vore rond den haard der zon en door de verontruste rei der volgzame planeten tot hij weêr onderdook buiten de overzienbre kolk van deze wereldbuurtschap, onvermoeid met zijn berekeningen achtervolgt den blinden tocht door d'ongepeilden aether voorbij de eilanden van de sterren en de vage sluieren der nevelvlekken - en eindlijk op den voorbesomden dag herrijst uit de ademlooze oneindigheid de fonkelgouden kern, de vuren sleep: zoo zag ik in dit leven u weêrom, die, van uw goddlijke opdracht onbewust, mijn vroeger pad in stralend zwijgen kruiste, een vreemde als nu, die gaat uws weegs gekleed in onbenaderbare heerlijkheid, en al de banen waarop menschezielen elkander vinden, wijken langs u heen, en tot u is geen tijdelijk verband. Niet weten zal ik wat ik voor u was éen opperst oogenblik noch uw aandeel in dees voor de eeuwigheid behaalde winst [pagina 22] [p. 22] van zekerheid die nu bezegeld is, de uitkomst van zooveel doorgepeinsde nachten, de eindvondst van eenzaamheids verrukkingen, de slotsom van harts felste hypothesen, de zaligheid waaraan ik moet vergaan. Vorige Volgende