Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] LVII Saam met den avond kom ik te Uwer stede, Uit fulpen nabrand van mijn open landen Door blank portaal van kleurgekoelde wanden Naar schemers volle geheimzinnigheden. In stemmig binnenlicht en avondkleeden Gaan menschen om met bleekgevouwen handen Langs gouder lampen zijig kaarsebranden. Verre geruchten preevlen als gebeden. Ik zie Uw glazen venstren opgebeurd Van buitenschijn en binnenlamp doorbeven Zooals in kelk van monstrans, hooggeheven Boven volks biddend neigen, ongespeurd - O steeds in kern vermysteriënd Leven! - Gods groot en nooit doordacht geheim gebeurt. Vorige Volgende