Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] LV Zijt gij daar weêr, mijn oogerijk Geloof?... Ik ken u wel, ik weet wel wie gij zijt - Gij komt met heel den ouden goeden tijd: De dorre luchters spruiten vlammen loof, Het vuur takt welig, - lag de haard niet doof Eén oogeblik tevoren? -, glansbeleid Spieglen de wanden uw tegenwoordigheid. Vol straalt mijn huis van al herwonnen roof!... Laat mij uw oogen nog niet kussen, wacht De biddende uren van onze' eersten nacht, Dat ik u vinden mag als gij mij vondt... En wijl ik pleeg uw voeten koud en wond, Nadenken al uw mijlen afgeleid Door diepe sneeuw van onverschilligheid. Vorige Volgende