Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] (Veere) L In drooggevallen kil weinige pinken Leunen aan zilvren slibbe. Van den laten Avondtijd gaat schel kariljon rinkinken Klein-echoloos in schorverweerde maten. Van hooge schaarsbebouwde kade zinken In eenzaamheid verlandelijkte straten Waar groene polders door de bressen blinken. Klein leven wint van grooten dood. - Daar staat de Machtiggetoornde kerk in leêgen steilen Klomp tusschen, boven zerkbevloerde graven, Donker op avonds gouden-wolkendroomen: Stil als gedachten uit gedempte haven De schimmen van de groote dooden zeilen Naar zee en alzijds-open Zeeuwsche stroomen. Vorige Volgende