Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] XLVIII In de enge holte van zijn donkre kast Gaat harteslinger eindloos op en neder, Reikend naar vreugd vermoed, maar altijd weder Valt hij terug naar smart door eigen last. En soms door rusteloosheids rust verrast, Hervindt hij voor een oogenblik zijn teeder Evenwicht, doch schrikschokt wakker tot wreeder Zelfmarteling van machteloozen tast. Vuren gedachten die wel altijd rijzen en Speuren vergeefs het doel na van dit pijnigen, Pijlen uiteen in 't hoog-donker-oneindige. Maar harte zelf weet wis, dat gouden wijzeren Merken ergens heel ver tijds luchtig feest, Waar een stil oog aandachtig de uren leest. Vorige Volgende