Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] XLII Vannacht slaap ik weêr bij mijn moeder thuis, Maar vind in 't oude bed niet de'ouden vaak. De nachtgeluiden van 't bekende huis Orglen een nieuw, liefelijk leedvermaak. En zacht zingt tot mij 't rustig aêmgesuis Van haar die, als zij wist dat 'k lijd en waak, Me opdringen zoû haar ouden slaap inkluis, Blijde om die laat hervatte moedertaak. Zoo vouwde ook ik rustig mijn handen neder, Indien ik wist wat ziel uit zielen veel Zich zalig gast aan 't mij onthouden deel, Of dat ik zóo, zachtkens en onvernomen, Kon voegen éen goudviolette veder In kleurenrijken waaier Uwer droomen. Vorige Volgende