Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] XXIX Ook aan U-zelf zal ik U niet verraden, Gods waarheid niet verloochnen voor Gods schijn Om reeden dronk van Uwer oogen wijn, Om zilverlingen van éendags-genaden. Mijn oog kan nooit de doode spiegel zijn, Die onverschillig kaatst het goede en 't kwade En schoon en onschoon in zijn blinde bladen Glas-overtogen vlies-dun metallijn. En of Gij levendrood op aarde gaat, Terwijl schijndood in mij en bleekbestorven Uw ander wezen boven aarde staat - Eens zeker keert en zoekt Gij moêgezworven Uw Zelf bij mij terug, - o eer 't herrijze Tot stralend zijn in eeuwiger paleizen! Vorige Volgende