Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] XXVII Zoo hebt Ge Uw wensch, zoo zijn wij dan geweest Ter andre zijde dier verlichte ramen, Waar al de liefden zaten aan, wier namen De wereld in haar breed register leest, Om haar die alle tot haar dood geneest: Lust die te bleek is dat zij zich kan schamen. Smeulden niet overal waarlangs wij kwamen, In hitte zwoel de fakkels van haar feest? - Stil! In den stiltetinkelenden nacht, Veilig en buiten, weêr op eigen grond, Als dauw in ons en aarde- en hemelwijd Voelen we in alom-tegenwoordigheid Dalen den stillen Derde in onzen bond, Den eeuwgen god die ons tezamen bracht. Vorige Volgende