Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] XXI O ziel in zwijgen als een bloem in zon, Zeg niet zoo zacht dat ik Uw meerdre ben, Omdat ik staamlend in menschtaal beken De hemelblauwe vreugden die ik won Uit aldoorzichte wolkbezonken bron, - Arm lied maar huivertrillend dat het schenn' Uw stille wonder waar ik nooit aan wen, En dat zoû zwijgen als het zwijgen kon... Ik zie dat kleurloos licht al kleuren schept, 'k Hoor hoe windstille luidelooze lucht Zuiverst der tonen zachtsten zang vervlucht, 'k Weet dat als diep uit hart van Meinacht ebt Al luide leven, op zijn stillen rank De nachtegaal moet uitslaan tegen dank. Vorige Volgende