Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] XVIII Nu bloeien al ziels zomersche getijden Met de getijden van dit land tezamen: Weken en maanden zijn dezelfde namen Voor deelen van éen onverdeeld verblijden. Klokken in klaar eendrachtig begeleiden Peilen met tinkeltellend lood uit ramen Van hemeltorens de kristallen vâmen Van dag- en nachtvloeds golveloos verglijden. Op luchtzeebodem, zomers tuin, waar rozen Fieren in 't licht, eenig erkende kindren, Rijzen wij, wit en rood, wij niemands mindren, Uit menschelot tot bloemelot verkozen: Twee bladerdonkren, nu bloeiopenbaarden Tot moed van teêrst geluk op alschoone aarde. Vorige Volgende