Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] XVI Gij hebt mij lief, Gij hebt mij lief, Gij hebt mij lief! - Zoo schijnt de zon, zoo waait de wind, zoo ruischt de regen, Zoo welt uit ieder ding zijn waarheid langbelegen: Gij hebt mij lief, Gij hebt mij lief, Gij hebt mij lief. Geluk gaat bij mij in en uit: Gij hebt mij lief. Echo en menschenmond keerseinen 't allerwegen; Zingende zilvervangst in harts volpooplend zegen: Gij hebt mij lief, Gij hebt mij lief, Gij hebt mij lief. Schallende alzang der Aarde! - o Moeder, zal altije, Waar we in uw groene wieg onze aardsche kindsheid door Lachen naar 't hemellicht of in ons donker schreien, Dees troost orkesten onder 't nacht- en dagekoor, Tot van uw lippen, als 't hoog uur van weten nader', Fluisterdropt de onbekende naam van onzen Vader? Vorige Volgende