Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] XIII Zij komen tot mij onder valsche vlag Van witten vrede en gullen vriendenraad, Zeggen U éen van hen, niet goed, niet kwaad, En dat geen mensch een mensch vergoden mag... En kil benevelt Uw klaargouden dag Als morgenzon voor lagen mist beslaat; Maar door de wolken weet ik Uw gelaat, En spreek geen woord en denk naar U, en lach... Om mijn zwijgende wereloosheid smeedt Tegen de donkre pijlen van hun taal Mijn stille lach zich tot blankzilvren kleed: Onaantastbaar sta 'k in gedegen staal... En als ik de oogen hef, zijn wij alleen In hemel en op aard, - nevel is heen. Vorige Volgende