Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] XI Zie niet op mij, maar schouw in mij U-zelven, Uw beeld zooals geen ander oog het maalt, Uw Zelf verdiept en vorstelijk omzaald Met het juweelen lichten uit gewelven, Waar bezig denken durend duikt te delven En, naar het dieper en vermeetler daalt, Heerlijker steen uit starre nachten haalt, En dien vergruist tot weenlichtende schelven. De stilste nacht hoort daar geen adem zuchten. Het is als dood. De wereldsche geruchten Houden hun stap in als zij gaan voorbij. Niets heeft het levenwekkende vermogen Van de' éengen spiegel Uwer eigen oogen, Dan leeft het, waakt het, lacht met U in mij. Vorige Volgende