Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] X Mijn eigen oogen zijn niet meer van mij, Mijn voeten gaan in onbewust bewegen, Mijn leden van Uw luwen drang doorzegen Volgen al maten Uwer melodij. En als de zon die werpt door ijlen regen Haar kleurentintling op de wolkeweî, Verheerlijkt zich in U mijn schaduw tegen Melkigen mist aan 't eind der levenslei. Zoo bogen wij ver vóor ons halverwegen Het neevlig pad dat uit der toekomst woon leidt, Oogenlicht samen tot éen hooge poort, En elk te wachten mensch- of godewoord, Van leven of van dood, van vloek of zegen, Moet tot ons komen door dien doop van schoonheid. Vorige Volgende