Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] VI Want ik ben arm: mijn ledige oogen vullen Zich maar met schoonheid, als Uw schoonheid naakt. Naakt ben ik: 't zijn Uw stralen maar die hullen Den bleeken honger waar mijn lijf in haakt. En toch, zoet wonder dat Uw oogen zullen Nimmer aanschouwen wien gij zalig maakt, Gij blind in luister als die eeuwig gulle Gever de zon, die schoont alwat hij raakt: Die gulden koning die steeds open hof houdt, En arm en naakt en al wat tot hem treedt, Zelf kleedt in 't voorgeschreven levend stofgoud, - Zoo vindt ook immer in Uw voorvertrekken Mijn schuwe schaamte, schuchter zich te dekken, Uw volle schoonheids wisselwâ gereed. Vorige Volgende