Lente-maan(1916)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] [Alle heemlen vult de zoete roke] Alle heemlen vult de zoete roke Van een nooit in bloesem uitgebroken Knoppenzwellende geheimenis: Zon en regen van de lage luchten Voelen wij haar wekken en bevruchten Uit haar beidende bezwijmenis. Door het licht-en-donkere verglijden Dezer doelloos wisslende getijden Streeft een nieuw en vast seizoen; Achter branden van nabije zonnen Is de groote dageraad begonnen Van een andren, blinden noen. [pagina 65] [p. 65] En de ziel in elk besterft tot luistren Naar het heimlijk lenteluwe fluistren Van een vreemde stem die lokt en vleit: Die het liefste met elkander deelen, Rijzen stil als bloemen op haar stelen In gescheidene verzonkenheid. Tot hun oogen straks weêr samenneigen En de spiegel van hun eenzaam zwijgen Voor het voorgevoel bezwijkt Dat een nieuwe meester in 't beminnen Ieders hart afzonderlijk komt winnen, En in 't eind dezelfde blijkt. Vorige Volgende