Lente-maan(1916)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] [Die zich nooit van dezen weg bezinnen,] Die zich nooit van dezen weg bezinnen, Die niet moede werden te beminnen, Weten niet dan liefdes aanbeginnen. Aldoor schiet hun ongekrenkt verwachten Versche veedren aan vernieuwde schachten; Lentedagen volgen lentenachten. Als die al het andre daaglijks borgen, Plegen zij hun korte schoone zorgen Aan den éenen zegenzeekren morgen. Geen herdenken en geen herbeleven Komt een droefenis van schaduw weven Voor den dag waartoe zij zich begeven. [pagina 61] [p. 61] Zij die van zich zelf niets achterlieten In voorbije vreugden en verdrieten, Treden tot al blinkender verschieten Als dezelfde kindren die zij waren, Toen de oneindigheid van dit ervaren Als hun toevlucht zich kwam openbaren. Voor niets anders bleef hun tijd of oogen, Twee die aan elkander onbelogen, Onder al bedroognen schoonst bedrogen, Wachten wat het eind zij dezer spelen, Eenig zeker dat zij 't zullen deelen. Vorige Volgende