Lente-maan
(1916)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend
[pagina 35]
| |
[pagina 36]
| |
Het diepe zonnen
Van eeuwger uren,
Een pracht begonnen
Om door te duren
Over de tenten
Van onze gasten,
Dagen en lenten
Die ons verrasten
En maakten blijde
De ruime zalen
Met onbescheiden
Eénzijdsch onthalen,
Zooals inkeeren
Bij armen rijken
En met hen teren
Als met gelijken,
| |
[pagina 37]
| |
En minlijk scheiden
Als hooge vrienden
Die dank vermijden,
Maar dank verdienden -
Gloed die ons toog naar
Deze, éene richting,
Nu ver en hoog, maar
Al puurder lichting
Boven de wouden
Van dichtend donker,
O glansvergoude
Lokkende flonker,
Niet meer 't verwachten
Van lijdlijk peizen,
Of 't koortsig trachten
Van stâge reize,
| |
[pagina 38]
| |
Maar onafscheidlijk
Te zaam geheven
Eeuwig en tijdlijk,
Eén schat van leven,
Deels al verkregen,
Deels nog verstoken,
En teêrst bezegen
In zijn gebroken
Weêrschenen deelen
Die we altijd mogen
Spiegelend heelen
In elkaêrs oogen.
|
|