| |
[Achter het scherm der Russische politiek leeft het Russische volk]
Achter het scherm der Russische politiek leeft het Russische volk, zoals aan de overzijde der Atlantische Oceaan een Amerikaans volk - volk in wording overigens - woont, dat niet met enige emblemen of staatkundige beginselverklaringen kan worden gekenschetst.
Telkens in het verleden drong zich de gedachte op, hoeveel verwantschap er kon schuilen in de volksaard van de beide naties, groot in hun groepsmening, hun ondernemingsdrang en in hun geografische ruimtevulling. Van vijandigheid was vroeger eigenlijk nooit sprake. Negatieve gevoelens drongen eerst op toen de politieke invloedssferen der beide staten elkander raakten. Hoe diep schoot dit negativisme in het volksleven wortel?
Indien het Amerikaanse volk een ‘volk in wording’ was, gold dit dan ook niet voor het Russische volk? Was met de Russische revolutie het laatste woord gesproken? Zou het dogmatisch marxisme de eeuwen trotseren of zou het langzamerhand wijken voor de in Rusland vooral na 1941 zo duidelijk waarneembare historische
| |
| |
fundering van het nationalisme? Wat betekenden de religieuze herleving, de soms zo volle kerken, de stijgende belangstelling voor Rusland's klassieke schrijvers en zoveel andere verschijnselen van geestelijke verdieping van een jong, groot en krachtig volk?
Geen politicus die ooit geduld toont op de ontplooiing van de diepere krachten in het volksleven te wachten. De politiek, in de sfeer der staatsactiviteit gelegen - machtspolitiek bij de grote staten, met alle bederf dat macht in kiem in zich draagt - kent slechts de beslissing, niet de groei. De geestelijke uitdrukking hiervoor is de formule, het schema.
Het streven naar machtspolitiek vertoon in het gewaad van schematische formulering, overgoten met propaganda, geeft ons begrip voor het wezen van de koude oorlog. Hoe verder de staatslieden en politici zich van het volksleven hebben verwijderd, hoe groter hun geestelijke eenzaamheid, des te sterker hun neiging tot het denken in de formules van de koude oorlog. Hoe eenzamer de massa's die zij beheersen, de massa's op weg van volksgemeenschap naar collectiviteit, hoe meer weerklank de schematisering der vijandige gevoelens vindt.
Wie zal ooit kunnen vaststellen hoe snel haat en wantrouwen voortwoekeren? Men zal zich tot enkele steekproeven moeten beperken; voor Rusland, volgens de (niet-communistische) journalist Michel Cordey, die het land in 1950 bezocht, vooral tot een onderzoek naar de belangstelling voor het toneel. De liefde voor het toneel vormt op zichzelf reeds een maatstaf voor de kunstzinnigheid en de fantasie van het Russische volk. De hoofdstad Moskou telt niet minder dan 25 theaters, druk bezocht door een publiek uit alle lagen van de bevolking, van de meest uiteenlopende intellectuele ontwikkeling. Gordey zag er stukken van klassieke Russische schrijvers, van moderne auteurs en van de West-Europese klassieken. Met bijzonder veel interesse volgde hij de opvoering van drama's over de problematiek van de koude oorlog.
Waar het jongste verleden werd uitgebeeld, zag men Amerikanen veelal als gangstertypen of als dikke parvenu's (met de onvermijdelijke sigaar uit de caricaturen) rondlopen - echter zelden zonder enig tegenspel van een sympathieker slag Amerikanen. In een veelgeprezen drama van Boris Lavréneff, De Stem van Amerika, was een van die schaarse sympathieke Amerikanen zelfs de held van het verhaal.
| |
| |
Het publiek vult de zaal van het grote en modern ingerichte Theater van het Rode Leger. Goed-gekleed publiek, gevarieerd naar leeftijd en ontwikkeling, gezond en belangstellend - in geen enkel opzicht de mindere van de publiekgroepen, welke in West-Europese of Amerikaanse schouwburgen samenstromen. Men had zich heel wat moeite moeten getroosten om een kaartje te bemachtigen voor deze opvoering van Lavréneff's Stem van Amerika.
De hoofdpersoon van het stuk is een Amerikaanse officier die in 1945, toen de geallieerde legers van Oost en West elkander aan de Elbe ontmoetten, een heldendaad verrichtte, waarvoor hij decoraties van Amerikaanse en Russische zijde ontving. De dubbel-gedecoreerde behield ook na de oorlog zijn sympathie voor Rusland. Hij kwam er openlijk voor uit, dat hij niet geloofde in de onvermijdelijkheid van een oorlog tussen Rusland en Amerika. Een gevaarlijke uitlating in de U.S.A.!
Een senator weet gedaan te krijgen dat de officier moet verschijnen voor een commissie tot onderzoek naar on-Amerikaanse activiteiten. De officier verweert zich. Men vraagt hem van zijn goede gezindheid blijk te geven door een radiorede te houden met anti-communistische strekking. Hij weigert echter, maakt zich nog meer verdacht en wordt tenslotte gedegradeerd en ontslagen. Als antwoord op zijn ontslag zendt hij zijn Amerikaanse decoratie terug aan de regering, maar behoudt de Russische.
De ex-officier beschikt over gegevens omtrent een politiek schandaal waarin de senator is betrokken die hem al dit leed heeft aangedaan. Hij besluit een tegenaanval te openen. De senator, wetend hoe zwak hij staat, probeert de ex-officier uit de weg te laten ruimen door een gangster. De hoofdpersoon wordt bijna het slachtoffer van een moordaanslag. Uit zelfverdediging schiet hij de gangster neer, maar nu wordt hij wegens moord gearresteerd. Dit opent hem de ogen voor de corruptie in de Amerikaanse samenleving. Een vroegere strijdmakker, vakverenigingsleider en communist, weet hem over te halen toe te treden tot een geheime communistische organisatie om voortaan voor ‘de krachten van de vrede’ te gaan werken.
Het publiek leeft sterk mee; het is bewogen, het applaudiseert enige malen bij open doek. Het kijkt met vijandige minachting naar de valse senator en naar enige figuren op het tweede plan: de zakenman - ‘knecht van Wallstreet’ en een paar immorele jonge
| |
| |
dames. Men accepteert echter niet zonder voldoening het optreden van een gunstiger type Amerikaan, een der bijfiguren wiens woorden nog wat meer reliëf geven aan de woorden van de hoofdpersoon, de nobele ex-officier.
Is men gekomen om eigen opvattingen bevestigd te zien in de spiegel van het toneel, volgt men de handeling van het drama zonder veel gedachten over de politieke strekking, wordt nieuwe haat ontketend, nieuw misverstand gewekt? En hoe is het in ‘het Westen’, waar men iedere Russische levensuiting identificeert met het communisme, waar men meent dat alle Russen onder een juk van tyrannie zuchten? De koude oorlog, in de geest geboren, maar van boven-af aangeblazen, smeult rustig verder, met een maximum aan rook. Men kan zich aan rook niet branden, doch er wel in verdwalen.
***
Achter het Oost-Aziatische ‘ijzeren gordijn’ - het ijzeren gordijn is het symbool van het moderne wantrouwen - was de inval der Noord-koreanen in Zuid-Korea zorgvuldig voorbereid. Chinese ‘vrijwilligers’ verleenden hun medewerking en achter de volgelingen van Mao stonden Russische adviseurs.
Zoals de Spaanse burgeroorlog een krachtmeting was geweest tussen fascisme en democratie - uitgevochten boven brandende Spaanse steden en dorpen - vertoonde ook Korea het dubbele aspect van een gevechtsterrein op de voorgrond en een politiek duel op de achtergrond. Het Koreaanse gebied, toneel van verwoesting, en de Koreaanse bevolking, beeld van ellende, vormden slechts zichtbaar geworden brandpunten van een grotere strijd: macht tegenover macht, ideologie tegenover ideologie.
De gestroomlijnde M.I.G-raketvliegtuigen en de niet minder snelle Amerikaanse Sabre-‘jets’ stegen en doken niet alleen boven de Koreaanse verschroeide aarde. Zij bewogen zich in snelle wendingen ook boven de Kruisweg der mensheid, de weg naar een nieuwe wereldoorlog, vernietigender dan alle vorige.
Toen te Yalta geen wezenlijke overeenstemming tussen de bondgenoten kon worden bereikt, toen Roosevelt zijn laatste bijna smekende beroep op Stalin deed, stond de atoombom nog buiten de internationale politiek. Na Hiroshima steeg het wantrouwen van de Russen nog verder. De ‘tegenpartij’ beschikte dus over een wapen dat Rusland voorlopig niet zou bezitten.
| |
| |
Het atoomgeheim bleek noodlottiger dan de atoombom zelf. Het joeg de argwaan tot waanzinnige hoogte op: de ‘tegenpartij’ werd er de ‘vijand’ door, de vijand in een bondgenootschap met de Duivel. Er kwamen psychische krachten van wantrouwen vrij, verwoestender dan de uit atoomkernen losgeslagen energie. Krachten, sterk genoeg om de democratie te vernietigen, omdat zij beslissingen legden in handen van weinigen die geen ruggespraak meer zouden kunnen houden met het volk. Kelderbeslissingen, het eindpunt van de lange ontwikkelingsgang van de oorlog: van de gewapende schare en de oorlog in stamverband, naar de meer massale dynastische krijg, van de huurlegers naar de nationale volkslegers, steeds sterker bewapend. Van de oorlog als technisch grootbedrijf onder leiding van duizenden experts, ten dele buiten de wil van het volk om maar nog steeds min of meer openbaar, naar de technisch-wetenschappelijke super-organisatie onder contrôle van enkele leiders, handelend op mandaat van de vertegenwoordigers van het volk, doch tenslotte volmaakt geïsoleerd in hun beslissing. Het atoomwapen kent nog slechts de beraadslaging tussen enige deskundigen, het verdraagt in zijn toepassing zelfs niet meer de discussie in een parlement. Er wordt over leven en dood beslist langs de volksvertegenwoordiging heen. De beslissing kan voor beide tegenstanders een kwestie van minuten of seconden zijn. Zelfs de president van een republiek is ‘leek’ geworden en moet voor het oorlogsbesluit afgaan op de chefs der generale staven. Deze zullen zich beroepen op het belang van het volk waarvan zij de wensen menen te kennen: de wensen en de angstpsychose en het wantrouwen!
Het zijn de negatieve krachten van het volksleven welke dan als richtlijn dienen voor een handelen, dat reeds in sterke mate wordt bepaald door de technische eisen die het militair vernietigings-apparaat stelt. Aan het ontbreken van een verbinding tussen de diepere, positieve krachten der nog resterende gemeenschappen (zelf verschralend in een intern sociaal-cultureel afbraakproces) en het schakelbord van het vernietigingsmechanisme, dreigt onze cultuur ten gronde te gaan. In het samenspel tussen het Russische volk, het Kremlin en het militaire hoofdkwartier of tussen het Amerikaanse volk, het Capitool en het ministerie van defensie, het Pentagon, slaat de balans steeds verder door naar het militair apparaat. Dit is de capitulatie van de geest voor de techniek, van het leven voor de materie.
***
| |
| |
Het Vrijheidsbeeld aan de ingang van de haven van New York is een eenzaam beeld. Men heeft het nog geen wederhelft kunnen geven. De moderne mens bouwt geen vrijheidsbeelden meer; hij vertoont voorkeur voor gebouwen, grote efficiënte gebouwen, die in hun symbolische betekenis voor geen enkel standbeeld behoeven onderdoen.
Eén van de monumentale tempels van het hedendaagse organisatorisch vernuft - er zijn er vele, in alle landen - is gedurende de tweede wereldoorlog te Washington verrezen: het Pentagon. Het Pentagon is het gigantische vijfhoekige bouwwerk, dat als ministerie van oorlog dienst doet en waarin alle draden van de Amerikaanse militaire organisatie bijeenkomen.
Ten onrechte haalt men in Europa de schouders op over de Amerikaanse neiging de werkelijkheid in cijfers uit te drukken. De taal der cijfers is soms de enige die voldoende overzicht geeft, mits men haar weet terug te vertalen in het woord dat uiteindelijk het begrip beheerst.
Welnu dan, het Pentagon waarin meer steen is verwerkt dan in alle Egyptische pyramiden tezamen, deze vijfhoek, of liever gezegd dit samenstel van vijf in elkander passende vijfhoekige gebouwen, ieder van vijf verdiepingen, waaraan in de oorlogsjaren onder hoge druk $83.000.000 werd besteed, bevat drie maal zoveel bureauruimte als het hoogste kantoorgebouw van de wereld, het Empire State Building te New York. Het is vijf maal zo groot als het Capitool te Washington. Gangen van een totale lengte van 17½ mijl verbinden duizenden kamers en zalen, genummerd in de concentrische cirkels A tot en met E.
Het binnenwerk der vijf verdiepingen waaraan 300 architecten hun zorg besteedden, is in vijf verschillende kleuren geschilderd. De 7370 vensters van het gebouw blijven doorgaans gesloten: 's winters vanwege de centrale verwarming, 's zomers in verband met een systeem van air-conditioning, dat door ‘electrische ogen’ op het dak automatisch wordt geregeld naar de zonnewarmte.
Men vindt in het gebouw 15 mijl pneumatische buizen voor het vervoer van poststukken en een telefooncentrale voor de 40.000 telefoontoestellen in de bureauruimten. Dagelijks voeren 750 bussen en duizenden auto's er 31.300 militairen en ambtenaren aan, die wel enige tijd nodig hebben om van de 28 busstations en van het parkeerterrein voor 8200 auto's hun bureaustoelen te bereiken. Hun tijd indelend naar de 4000 electrische gelijkgeschakelde
| |
| |
klokken, kunnen zij gedurende de middagpauze hun vertier vinden in de zes cafetaria's of de tien ‘snack bars’, die in de centrale ring zijn opgenomen, in het paviljoen op de binnenplaats of in de officierenclub; desgewenst ook in het gymnastieklokaal met zijn vijf handbalbanen, het zwembad of de vier kegelbanen. Tenzij men er de voorkeur aan geeft in de ingebouwde winkelgalerijen te wandelen, waar men alles kan kopen, van een trouwring tot een kinderwagen toe.
Het werk is efficiënt geregeld, minutieus gereglementeerd, met een verfijnd mechanisme om in- en uitgaande stukken op hun plaats van bestemming te krijgen. Een merkwaardig nauwkeurig archiefsysteem verzorgt de registratie van alle dossiers. Het kent zelfs een dossier voor de niet aanwezige dossiers. Gelukkig dat enig overtollig papier mag worden vernietigd: dagelijks ongeveer tien ton, met een jaaropbrengst van $80.000.
De resterende stukken, die wèl moeten worden geborgen en geregistreerd, veroorzaken vele zorgen. Er werken dan ook niet minder dan 232 commissies aan de vereenvoudiging der organisatie.
De buiten-E-ring bergt de belangrijkste bureaux, onder anderen de kamer van de staatssecretaris en een verdieping lager (3E880) de kamer der verenigde generale staven, onder permanent toezicht van de 170 veiligheidsofficieren die in de gangen ronddwalen. Diep in de keldergewelven liggen in een overkoepeling van staal en beton de ‘oorlogskamers’, waar de luchtmacht haar hoofdkwartier heeft. Tenslotte worden hier de laatste, definitieve beslissingen genomen. Hier, ongereglementeerd, los van alle organisatorische effenciency, kan met een enkel woord de aanwending van het atoomwapen worden bevolen. In het hulsel van de strict rationele bureauroutine, die 31.300 militaire en burgerlijke ambtenaren in het gareel doet lopen, orders ontvangen en orders geven door de 40.000 telefoons op hun schrijfbureaux, leiden enige wegwijzers naar een paar keldergewelven. Daar dringt geen lichtstraal binnen van een der 7370 vensters der bovenverdiepingen.
In de keldergewelven waarover wij schrijven, brandt dag en nacht kunstlicht. Zij zien niet op de wereld uit. Een speciaal telegraaf- en telefoonsysteem verbindt deze brandpunten van strategisch overleg met de belangrijkste vliegvelden en atoombom-depôts. Het hart van de moderne bureaucratie is een punt waar irrationele beslissingen worden genomen, althans beslissingen waarvan niemand de
| |
| |
gevolgen kan berekenen. Hier staat de roulette van het grote kansspel.
***
Het Pentagon is groot; niet zo groot echter als het gebouw Mundus verborgen in de nevelen der moderne geschiedenis. Wij weten niet zeker of het door ons bedoelde Gebouw, dat herinneringen wekt aan het Labyrinth op Kreta of aan Kafka's ‘Slot’, tien- of twintig-duizend kamers heeft en hoe deze over de veertig, vijftig, of zestig verdiepingen zijn verdeeld. De statistiek, voor het Pentagon zo volledig en voor het Kremlin zo onvolledig, schiet voor het Gebouw zelfs geheel tekort.
Het is ons slechts bekend dat het trotse bouwwerk Mundus thans, na een juist voltooide revolutie, wordt beheerst door eenzame leiders, die zich beroepen op de wil van even eenzame geleiden. Sedert hun greep naar de macht is ieder overzicht verloren gegaan. Niet door de veelheid van dikwijls tegenstrijdige reglementen, maar vooral door de herinrichting van het Gebouw. Vrijwel alle zalen werden door zware tussenschotten in compartimenten verdeeld en alle compartimenten weer door dunne houten wanden in kleinere vertrekken. In de laatste tijd begint men bovendien nog een aantal deuren dicht te metselen, speciaal van de woonkamers der hoogste autoriteiten, die men nog slechts door het sleutelgat kan aanschouwen.
Er wordt geklaagd over rumoer in gangen en trapportalen. Geen wonder. Boven vele kamerdeuren, aan de buitenkant, werden op hoog bevel luidsprekers aangebracht, verbonden met wire-recorders. Met nimmer falende zekerheid geven deze instrumenten weer wat zij in vergaderingen hebben vastgelegd. Op Zon- en feestdagen weerklinkt echter commentaar op de burgerlijke en militaire reglementen, die in het Grote Gebouw een reputatie van onfeilbaarheid genieten.
Alle kamers zijn onderling telefonisch verbonden. Het telefoonnet dat als het zenuwstelsel van de organisatie geldt, maakt contact mogelijk zonder storende factoren van menselijke toenadering. Er zijn toestellen in opgenomen die alle gesprekken registreren in de tien gespecialiseerde vaktalen waarin deze worden gevoerd. De telefoon is voorts onmisbaar voor het bestellen van synthetisch bereid voedsel, dat in liften uit de centrale keukens naar de verschillende verdiepingen wordt vervoerd. Ook is het geen gering
| |
| |
voordeel dat de geregistreerde telefoongesprekken als bijlagen kunnen dienen voor de dienstbrieven, die op ‘lopende banden’ worden gedistribueerd.
Er bestaat een officieel verbod om in de wandelgangen gesprekken aan te knopen, hoewel alle bureau-afdelingen - op iedere verdieping liggen tien maal tien afdelingen - zijn aangesloten bij de U.N.O.: de Unie van Natuurlijke Openhartigheid.
Voor iedere afdeling bestaan een C.S.B., een Centraal Specialistisch Bureau, dat een der vaktaal-woordenboeken uitgeeft en lijsten van gebruikelijke afkortingen. De vele C.S.B.'s zijn weer verenigd in twee organisaties van Centraal Beheer (C.B.'s): de rode en de blauwe organisatie, gescheiden door een plastic gordijn dat men van de bovenste verdieping door de onmetelijke spleet van de smalle rechthoekig-lange centrale hal tot op de vloer, beneden, heeft laten zakken.
Beide organisaties bezitten hun kern-ruimten (K.R.), welke slechts door ingewijden mogen worden betreden. In het middelpunt daarvan staan de rode en de blauwe atoomkamers, ieder voldoende explosieve stoffen bergend om het gehele gebouw op te blazen. De experts der atoomkracht wonen in volmaakte afzondering in de voorportalen der atoomkamers. Men hoopt hen door rekenmachines - ‘automatische hersenen’ - te vervangen. Niemand heeft tot dusver de atoomexperts aanschouwd al loopt het gerucht dat één van hen (in schitterende uniform, met het embleem van hamer en aambeeld op zijn képi) laatst in een gang heeft gewandeld. Een ontsnapping?
Men beweert dat in de beide Bureaux van Centraal Beheer een besmettelijke vorm van vervolgingswaanzin is uitgebroken. Talrijke ongeruste bewoners hebben alvast besloten het gebouw te verlaten. IJdele pogingen! Men kan wel van de ene verdieping naar de andere komen, maar dat biedt geen uitweg. Het is vermoeiend in een doolhof te blijven dwalen. Iemand de weg vragen geldt trouwens als hoogverraad. Spreken in de wandelgangen wordt nog wel eens oogluikend toegestaan, mits men nooit naar de weg vraagt.
De oudste bewoners van het gebouw (kinderen ziet men er in het geheel niet; ze zijn er wel, maar leven verborgen en tellen niet mee) menen zich te herinneren dat er nog nood-uitgangen moeten bestaan waarheen dunne groene draden (gemerkt A.D.: Ariadne-Draden) leiden. Het opsporen van deze fijngesponnen onder het
| |
| |
stof verborgen draden zal echter nog wel enige tijd vergen. Een verhaal dat een der hoofdambtenaren, links of rechts van het plastic-gordijn, nog een volledige doch sterk verouderde plattegrond van het gebouw in zijn archief bewaart, klinkt te ongeloofwaardig om er op in te gaan.
De keldergewelven van het gebouw zijn eveneens door een gordijn in tweeën gedeeld: een gordijn van dun doorschijnend gaas, vol ruime gaten. Men kan hier zonder enige moeite of risico de grenslijn overschrijden. De ene helft van het keldergewelf draagt de naam van de Catacomben. In het midden daarvan staat de Kerk van het Kruis, waarin het Boek der Boeken wordt bewaard. De andere helft heet het Panthéon der Mensheid. Men vindt er, als in het Panthéon te Parijs (doch zonder nationale tussenschotten) de graven van grote figuren uit het verleden. Het gerucht dat hier de geesten der gestorvenen nog rondwaren, vindt bevestiging in een duidelijk hoorbaar zuchten, vooral in de nachtelijke stilte, telkenmale als hoger in het gebouw weer nieuwe maatregelen worden geproclameerd.
Wie zich aan de machtsgreep der eenzamen die het Gebouw beheersen, de leiders en de geleiden, wenst te onttrekken, kan trachten af te dalen naar de regionen der vrijheid in hun diepe verborgenheid. En uit beide helften van het Gebouw ziet men dan ook telkens het afdalen van zoekers, wat schichtig in hun bewegingen, doch blijkbaar vastberaden in hun drang de ring der eenzaamheid te doorbreken op weg naar de wezenlijke vrijheid van de natuurlijke orde der dingen. Bij ingeving schijnen zij te weten dat boven in het Gebouw een eenzaamheid heerst, welke niet veel anders is dan de ideologie van een nihilistische verzaking van het leven. De vluchtelingen, voorgelicht door enkele leiders, blijken te begrijpen dat er nog een andere soort van gehoorzaamheid bestaat dan respect voor de reglementen: een eerbied van hogere orde, een gemeenschap van degenen die zich toegankelijk tonen voor de levenwekkende krachten welke de mensheid nooit geheel hebben verlaten.
De uittocht houdt aan, vooral van oude en jonge huisgenoten; doorgaans zijn de vrouwen in de meerderheid. De mannen van middelbare leeftijd blijken het sterkst aan hun specialistenkamers gebonden. Slechts bij uitzondering ziet men een van hen een poging tot ontsnapping wagen. De meesten van hen werken trouwens harder dan ooit omdat er talloze vergaderingen nodig zijn, met de
| |
| |
daarbij behorende correspondentie over de vraag of de rode en de blauwe eenzame machthebbers gemeenschappelijk dan wel afzonderlijk zullen beraadslagen over een algemene herziening der reglementen. Beide partijen dreigen dat zij bij tegenwerking van de andere voor geen enkele vernietigingsmethode zullen terugdeinzen. Over de reglementen schijnt men slechts te willen praten zolang zij de uiteindelijke vrije beschikkingsmacht over de centrale vernietigingsmiddelen niet aan banden leggen.
Wie enige tijd in de keldergewelven, zowel in de Catacomben als in het Panthéon der Mensheid heeft vertoefd, ziet hier en daar het licht der vrijheid schemeren. Uitgangen, die boven in het gebouw onvindbaar waren, schijnen langs de omwegen der diepte bereikbaar te zijn. Aarzeling heerst slechts over de vraag waarop men de blik zal richten: op het licht op de achtergrond of op de monumentale ruimten, die men na de vlucht uit het domein der eenzame machthebbers het eerst beschreed. Leidt de weg naar het licht, de toegang tot de vrijheid, niet door plaatsen die tot inkeer nopen?
Maar wat betekenden dan de woorden, die boven de kerkdeur stonden gebeiteld: ‘Want de poort is eng en de weg is nauw, en weinigen zijn er die hem vinden’? In hoeverre had zich het begrip voor de goddelijke orde geopenbaard in de geest van degenen, die in het Panthéon hun rustplaats hadden gevonden?
Wie deze vragen stelt, kan weten dat de diepste grond der dingen steeds voor de mens verborgen zal blijven. Met het reiken naar de laatste waarheid rijpt echter het inzicht dat de geschiedenis niet zonder zin en inhoud is en dat zij uiteindelijk zou kunnen zijn wat ons gebed van haar maakt. Indien daarbij leiding wordt gegeven, kan hiervan slechts sprake zijn voor zover de daartoe geroepenen uit de doodse eenzaamheid der macht tot de levenwekkende krachten der wezenlijke verantwoordelijkheid zijn doorgedrongen volgens de woorden waarmede Hugo Grotius zijn boek ‘Het recht van oorlog en vrede’ besloot:
‘Moge God - Hij alleen die het kan - deze lessen in het hart schrijven van allen, die de Christenheid leiding geven. Moge hij hun een geest geven, rijp voor het kennen van de goddelijke en menselijke rechten. En er hen toe brengen zich altijd te herinneren, dat het beheer, hun toevertrouwd, ten dienste van de mens staat, het schepsel dat God het meest dierbaar is.’
|
|