[Tien dagen voor het einde van de oorlog in Europa]
Tien dagen voor het einde van de oorlog in Europa, had Churchill Stalin een brief geschreven waarin de volgende passage voorkwam: ‘Het geeft niet veel troost om in een toekomst te kijken, waarin U en de landen die ge beheerst plus de communistische partijen in vele andere staten, alle aan één kant staan en degenen verbonden met de Engels-sprekende landen en hun bondgenoten of dominions, aan de andere kant. Het is duidelijk dat hun twisten de wereld aan stukken zouden scheuren en ons allen, mannen die leiding gaven aan elk van beide kanten, en die daarmede iets te maken hadden, voor de geschiedenis beschaamd zouden doen staan. Zelfs het koers zetten naar een lang tijdperk van wantrouwen, van ongeoorloofde handelingen en tegenmaatregelen daartegen, en van tegengesteld politiek beleid, zou een ramp zijn die de ontwikkeling van de wereldwelvaart voor de massa's zou belemmeren, welke alleen bereikbaar zou zijn door onze samenwerking.’
Hoe verklaren wij dat bij zoveel helder inzicht in de dreigende gevaren, de overwinnaars van 1945 spoedig in twee kampen waren verdeeld, met een wederzijds wantrouwen dat de somberste verwachtingen uit Churchill's brief aan Stalin overtrof? Wie zal ooit de groei van dit wantrouwen beschrijven en in zijn historisch effect meten? Wat hadden wij nog van Roosevelt als bemiddelaar mogen verwachten, een van de weinigen die de gave van het vertrouwen bezat?
Een vraag als deze voert direct tot het probleem van ‘de man en zijn tijd’, het leiding geven en geleid worden. De ideologieën die de massa's in beweging brengen kunnen niet duurzaam afwijken van het individueel richtinggevoel, dat ieder mens, soms slechts in kiem, kent. Het is een illusie, dit richtinggevoel aan de militaire reglementen te kunnen ontlenen; het welt uit diepere bronnen op dan uit de gehoorzaamheid aan het gegeven bevel en de herhaling van het geleerde lesje. De eigen beweging van het richtinggevoel trotseert iedere wetenschappelijk-historische analyse. Het behoort, zoals Jung (zie het motto voor dit boek) zei, tot ‘het eigenlijke historische gebeuren, diep verborgen, door allen geleefd en door niemand bespied’. Wij kunnen er slechts hier en daar een glimp van zichtbaar maken.
Leiders en geleiden vestigen soms hun hoop op revolutionaire handelingen van individuele of collectieve machtspolitiek, als camouflage voor een nihilisme, dat zij toch niet meer kunnen ontgaan. De