| |
[Er bestaat verschil tussen de daad van het breken met het communisme]
‘Er bestaat verschil tussen de daad van het breken met het communisme, die persoonlijk, intellectueel en religieus is en de breuk met de communistische partij, welke een organisatorisch karakter draagt. Ik begon in 1937 met het communisme te breken. Ik deserteerde uit de communistische partij omstreeks midden April 1938.’ Aldus Chambers, een van de Amerikanen, die in de morele crisis na 1919 en in de economische crisis tien jaar later, hun weg naar het communisme hadden gevonden. Een van de weinigen, die daarna echter weer de weg terug hadden gezocht.
Het was een geloofscrisis, een religieuze opstandigheid tegen deze ‘stervende maar lachende wereld’, welke hem naar de radicale oplossing van het dialectisch en historisch materialisme deed grijpen, een nieuw geloof in de radiciale oplossing van een intellectueel verklaarbare wereld. Een volgende geloofscrisis wierp hem in een machtige golfbeweging terug naar het harde strand van vroegere zekerheden. Hij had in het communisme gezocht, ‘een reden om te leven en een reden om te sterven’, maar ervaren dat het leven zich niet in enkele formules liet samenpersen. Het mysterie van het leven vond hij terug in de bouw van het fijngevormde kinderoortje van zijn dochtertje, in het zingen van de vogels, inde smartekreten van hen op wie ‘de partij’ zich wist te wreken, onzuiver in haar ‘zuiveringen’; in vriendschap, haat en liefde, in het hele gamma van menselijke gevoelens, die ‘de organisatie’ verwees naar de privé-sfeer van halfzachte bourgeois-sentimenten, de ware strijder onwaardig. In de keuze tussen de muziek van het leven en ‘de harde
| |
| |
plicht’ was hij teruggekeerd naar de muziek, zich daarmede verwijderend van Lenin's voorbeeld; Lenin, die in 1920 na het luisteren naar Beethoven's ‘Appassionata’ tegen Maxim Gorki had gezegd: ‘Ik kan niet dikwijls naar muziek luisteren, want dan zou ik graag beminnelijke domheden zeggen en die mensen over het hoofd strijken. Tegenwoordig is het echter geen tijd om mensen te strelen; thans vallen de handen neer om schedels te klieven, zonder erbarming te klieven - dat is een hels zware taak.’
Chambers trachtte weer te bidden. Hij had ingezien dat de martelwerktuigen en folterkamers van alle totalitaire apparaten in de geest worden geboren en eerst daarna hun concrete vorm vinden. Indien er van ‘zuivering’ werd gesproken, zou deze bijgevolg slechts in de geest kunnen beginnen. Geen innerlijke vrijheid evenwel zonder een inslag van mystiek. ‘De mens zonder mystiek is een monster’ luidde zijn conclusie in het begin van 1938, enige maanden voor hij in een drang naar individuele vrijheid uit het machtsapparaat van de partij deserteerde en afscheid nam van een geschied-philosophische logica, die hem geen zekerheid had geschonken. De vluchteling zou spoedig ervaren wat het betekende als deserteur te leven in een wereld welke organisatie tegenover organisatie weet te plaatsen.
***
Op de dag van het proces tegen Niemöller, de 7de Februari 1938, werd in vele kerken openlijk voor hem gebeden. De predikant van Berlin-Dahlem was reeds zeven maanden geleden voor een ‘kort verhoor’ door de Gestapo opgesloten. Daarna hadden gelaarsde mannen de pastorie doorzocht onder het uiten van bedreigingen tegen mevrouw Niemöller en de kinderen; zij waren met ‘bezwarende papieren’ verdwenen.
Voor de rechter viel het Niemöller niet moeilijk te bewijzen, dat zijn verzet steeds een louter geestelijk karakter had gedragen. Hij had het gezag getrotseerd van Kerrl, die reeds in September 1935 tot ‘rijksminister voor kerkelijke aangelegenheden’ was benoemd, met een opdracht ‘tot herstel van geordende toestanden in de Duitse Evangelische Kerk en tot het afkondigen van bindende verordeningen voor de Evangelische landskerken.’
Maar betekenden ‘geordende toestanden’ contrôle op het financieel beheer van de kerk, inmenging in de benoeming van predikanten en spionnage tijdens kerkdiensten? Wat Niemöller te zeggen
| |
| |
had, had hij van de kansel te Berlijn-Dahlem laten horen. Zijn ‘laatste 20 preken’ waren in het buitenland in druk verschenen. Men had hem dikwijls gewaarschuwd: ‘In godsnaam, spreek toch niet zo luid, want dan komt ge in de gevangenis terecht. Spreek niet zo duidelijk, men kan alles toch ook voorzichtiger zeggen!’
De rechter vroeg hem welk aandeel hij had genomen in de samenstelling van het memorandum, dat de Broederraad der Belijdende Kerk in 1936 had gepubliceerd: de aanklacht tegen de aantasting van de vrije opvoeding van de jeugd, tegen de Jodenvervolgingen en de concentratiekampen. Niemöller bekende dat de formuleringen grotendeels van zijn hand waren.
‘Dus toch politiek?’
‘Slechts belijdenis van mijn geloof.’
De uitspraak van de bijzondere rechtbank luidde: zeven maanden vestingstraf en een geldboete van 1000 Mark wegens overtreding van de ‘Kanzelparagraph’. De straftijd werd geacht uitgezeten te zijn door de preventieve hechtenis. Dus vrijheid?
Ja, vrijheid voor één dag. Wat betekende een rechterlijk vonnis in de sfeer van haat en wraakzucht? De volgende morgen, toen het gezin Niemöller gereed stond voor een vacantiereis, werd de predikant opnieuw in hechtenis genomen. De Gestapo zou wel verder voor hem zorgen en hem in het concentratiekamp Sachsenhausen gelegenheid geven nog eens na te denken over zijn woordenwisseling met Hitler, de 25ste Januari 1934.
***
Midden September 1938 werd het filmjournaal een prentenboek van oorlog en vrede. Nu eens zag men een bladzijde omslaan, die naderend onheil voorspelde, dan weer bleef het oog rusten op een pagina vol betoon van vriendelijkheid en goede bedoelingen.
De nationaal-socialistische partijdag te Neurenberg was de 6de September met de gewone vaandelparades en een massa-meeting begonnen. Maar de hele demonstratie bleek deze keer slechts te zijn bedoeld als een omlijsting van Hitler's rede van de 12de September: één Rijk, één bloed. De Sudeten-Duitsers moesten de vrijheid hebben zich met hun landgenoten te verenigen; zij zuchtten nu onder de barbaarse overheersing van de Tsjechen. Duitsland kon deze toestand niet langer dulden.
Was Tsjecho-Slovakije nog als zelfstandige staat te redden? Wat
| |
| |
zouden Engeland en Frankrijk doen? 15 September: Berchtesgaden. Het filmbeeld vertoont de Führer, die Neville Chamberlain welkom heet. Voor het publiek is deze reis van de Britse staatsman een geruststellend teken voor de mogelijkheden, die voor het overleg zijn overgebleven. Aan de andere kant, al die scènes van militaire oefeningen, die vluchtende Sudeten-Duitsers op de wegen!
In de volgende weken wekken krant en film het vermoeden, dat men heel dicht bij de oorlog staat. De spanning stijgt. Men leest de krant iets nauwkeuriger, beluistert de radionieuwsberichten wat trouwer. Maar de film geeft weer de aanschouwelijkheid: Bonnet en Daladier te Londen. Frans-Britse pressie op Tsjecho-Slovakije om toe te geven. Een volksstemming? De 22ste September, Chamberlain te Godesberg. Aankomst van de Britse minister te Londen. Komt hij met lege handen thuis?
Een beroep van president Roosevelt op Hitler. Zal de Führer zich matigen? De filmcamera heeft vastgelegd hoe een wild-enthousiaste menigte Hitler toejuicht in het Sportpalast. Duitsland dreigt met een mobilisatie en een inval in het Sudeten-Duitse gebied.
Chamberlain vraagt Mussolini's bemiddeling. 29 September te München een conferentie van Hitler, Daladier, Mussolini en Chamberlain. De paus doet een beroep op de staatslieden om de vrede te bewaren. Op de laatste dag van September schijnt een acoord te zijn bereikt.
De Britse minister wordt bij aankomst in Engeland stormachtig toegejuicht. Maar het journaal eindigt met taferelen van oefeningen van tanks en vliegtuigen. De stemming blijft nerveus. De vorige keren bleef de oorlogsdreiging veel meer verscholen achter nota's en politieke discussies. Nu heeft men de spanning van dag tot dag kunnen volgen en juist deze gerekte emoties hebben het gevoel gewekt dat, eventueel na enkele concessies, de wapens moeten beslissen. De wapens? Welke wapens? Het filmjournaal maakte wel aanschouwelijk, dat een oorlog met velerlei technische verrassingen zou kunnen beginnen. Men praat na wat men in krant en tijdschrift heeft gelezen: de moderne oorlog zal verschrikkelijk wezen.
***
De omroeper van de C.B.S., de Columbia Broadcasting System heeft Zondagavond, de 30ste October 1938 een uitzending
| |
| |
aangekondigd (met relay over andere radiozenders) voor The Mercury Theater of the Air: een bewerking van H.G. Wells, The war of the Worlds, met Orson Welles in de hoofdrol. Volgens mededeling van de omroeper zal na het weerrapport worden overgeschakeld naar dansmuziek in een hotel te New York.
Vele luisteraars hebben intussen eerst na de inleidende mededeling over het beroemde hoorspel hun toestellen aangezet. Rustige dansmuziek vanavond, zoals wel meer op Zondagavond. Prettig ook om thuis te zijn met dit reeds koude Octoberweer. De muziek is opgewekt en gevarieerd. Het is goed om de zorgen van zich af te zetten! Op menige tafel liggen geïllustreerde weekbladen vol foto's van de conferenties van Godesberg en München, gevolgd door afbeeldingen van enkele nieuwe Amerikaanse geschutgieterijen en vliegtuigfabrieken.
Plotseling stopt de muziek, bijna midden in een maat. Het is even stil. De wat aarzelende stem van de omroeper: een extra-mededeling. Het spijt hem het muziekprogramma te moeten onderbreken, maar er zijn nu zó vreemde berichten binnengekomen, dat het niet verantwoord lijkt deze te verzwijgen. Een professor, het is professor Farrell van de Mount Jennings Observatory van Chicago, heeft uit zijn observatorium een reeks explosies op Mars waargenomen. En men zou deze waarneming zeker niet hebben gerapporteerd, indien niet enige minuten geleden was gemeld, dat er een meteoorsteen van geweldige omvang was neergestort bij Princeton, New Jersey. Het aantal doden wordt op 1500 geschat.
Na een korte stilte gaat de muziek voor enkele ogenblikken verder. De volgende extra-tijding is reeds binnen: het was geen meteoorsteen, die bij Princeton bosbranden had veroorzaakt, maar een grote metalen cylinder, waaruit nu vreemdsoortige wezens kruipen, vermoedelijk bewoners van Mars.
De bulletins volgen elkander snel op. Er schijnen reeds reporters ter plaatse te zijn. De stem van de omroeper wordt angstiger. Zijn emotie, zijn haastig spreken werken enerverend. Invasie uit Mars! Honderden monsterlijke wezens hebben de cylinder verlaten; zij beschikken over wapens met een dodende straal en schijnen ook gebruik te maken van gifgassen.
De omroeper geeft nu het woord aan enige officiële personen: eerst aan professor Richard Pierson (Orson Welles), die verder de voornaamste verslaggever zal zijn; daarna aan Mr Harry Mc Donald,
| |
| |
ondervoorzitter van het Rode Kruis, die advies geeft over de nodige voorzorgsmaatregelen. Er zijn ook reeds militaire maatregelen getroffen. Generaal Montgomery Smith, commandant van de State Militia te Trenton geeft hierover informaties. In enkele streken is de staat van beleg afgekondigd. Een en ander wordt bevestigd in een korte toespraak van een staatssecretaris uit Washington.
Princeton, Washington, wat klinkt dit alles ‘officieel’! Er moeten zich wel ernstige gebeurtenissen afspelen! Sommige critische luisteraars verifiëren of het een hoorspel kan zijn. Velen echter, verschrikt en nerveus, zoeken een bevestiging in waarnemingen, die reeds bij voorbaat worden uitgelegd als passend in de geschokte zekerheid. Men gaat voor het raam staan: enige buren schijnen de vlucht te nemen. Op enkele plaatsen ziet men personen, die koffers naar hun auto's dragen.
De paniek is begonnen, vooral in de steden in de omgeving van de landingsplaats der Marsbewoners. Te Newark N.J. rennen bijna alle gezinnen uit een blok met zakdoeken voor hun mond naar een naburig ziekenhuis. Zij menen gas te hebben geroken. De omroeper had toch van gas gesproken? In de meeste gevallen vlucht men in auto's, die in razende vaart door steden en dorpen rijden en alleen reeds daardoor de indruk van naderend gevaar wekken.
Sommigen schakelen hun toestellen in op andere zendstations. Kerkmuziek duidt op kerkdiensten van degenen die zich voorbereiden op de dood; dansmuziek op een geforceerde geruststelling. Men gevoelt de behoefte de straat op te lopen en met anderen overleg te plegen. Te New York verzamelt zich op Time Square een grote menigte; in de negerbuurt Harlem komt het tot samenscholingen voor het politiebureau in de 123ste Straat.
Intussen laten de zenders, ook de CBS, geruststellende mededelingen horen: het is slechts een hoorspel. Men maant tot kalmte aan. De verschrikten zijn echter reeds in beweging, de angst werkt aanstekelijk en naar de radio luistert men niet meer. ‘Nu maar liever niet meer luisteren, doch wat doen.’ ‘Geen tijd verloren laten gaan.’ Men pakt koffers, wekt slapende kinderen. De auto geeft vele vluchtmogelijkheden. Of biedt de vlucht geen uitweg meer? Is het niet beter om naar een kerk te gaan, daar te bidden en deemoedig het naderend einde af te wachten? Zal het lichtgroen gas dat men in de straten meent waar te nemen - als men goed kijkt,
| |
| |
is het toch wel zichtbaar - ook de kerken binnendringen? De uitzending, in een climax van nuchtere mededelingen van realistische details tot bijna ongeloofwaardige waarnemingen, is intussen geeindigd. Het blijkt echter moelijk, de gevluchten uit hun bange droom te halen. Eerst laat in de avond keren vele angstigen, aarzelend nog, naar hun woonplaatsen terug. Men voelt zich wat beschaamd; dikwijls verwenst men de radio. Sommigen eisen maatregelen tegen degenen, die voor de veroorzaakte verwarring aansprakelijk zijn. Enkelen rechtvaardigen hun ‘kinderachtige angst’ en hun schrikreacties: zijn onverwachte oorlogsrampen uitgesloten? Kent de vernietigingstechniek nog wel grenzen? Waarom zou men niet volkomen onverwacht het vernietigend effect van nog volkomen onbekende wapens kunnen ondervinden? Een groenachtig gas dat 's avonds de straten vult of een wit-verblindende explosie van een zonnehitte-bom in de vroege ochtend? Het onwaarschijnlijke kon wel eens waar worden. Vele fantasieën van Jules Verne waren reeds verwezenlijkt; zouden ook de oorlogsvisioenen van Wells niet spoedig in de sfeer der harde werkelijkheid kunnen komen?
***
Een half jaar na de paniek door ‘de invasie uit Mars’ doken in de pers min of meer sensationele berichten op, die Jules Verne geen oneer zouden hebben aangedaan. Indien dit populair-wetenschappelijk nieuws geloofwaardig was, scheen men in staat te zijn uranium-atoomkernen te splitsen en de krachten te kunnen berekenen, die hierbij vrijkwamen. Ook behoorde beheersing van kettingreacties niet tot de onmogelijkheden.
Ingewijden wisten dat inderdaad nieuwe vorderingen op het gebied der kernphysica waren gemaakt. Gedeeltelijk onafhankelijk van elkander naderden de Italiaan Fermi, de Deen Bohr en de Duitser Hahn de grens, welke de overgang van de theorie naar practische manipulaties met ongekende energiebronnen binnen het bereik van wetenschap en techniek brachten. Vooral de proeven van Hahn en Lise Meitner in het Kaiser Wilhelm Institut te Berlijn beloofden merkwaardige resultaten.
Hitler, dromend van een totale oorlog, gaf bevel dit onderzoek met kracht voort te zetten. Hij toonde zich bereid er grote offers voor te brengen, maar duldde op één punt geen inbreuk op zijn principes: het onderzoek moest ‘arisch’ blijven. Lise Meitner, niet
| |
| |
geheel van Joodse smetten vrij, vluchtte naar Zweden, zoals Enrico Fermi naar de Verenigde Staten uitweek.
De oorlog sloot een der meest brillante hoofdstukken van vrij en wetenschappelijk onderzoek af. Voortaan was nog slechts sprake van verborgen research, geheel gericht op militair-technische toepassing. Welke plannen had Fermi sedert zijn benoeming aan Columbia University te New York? Wat bewoog Bohr naar de Verenigde Staten uit te wijken? Welk aandeel nam het Kaiser Wilhelm Institut te Berlijn in de oprichting van een fabriek voor zwaar water (H2O2) in Noorwegen, na de verovering van dat land? Welke plannen had de Russische regering met haar benoeming van Prof. Kapitza, oud-leerling van Thomson en Ruhterford, tot leider van een nieuwe tak van technische research?
De wedloop was begonnen en spoedig bleek, dat de Verenigde Staten de beste kansen hadden een ruime voorsprong te verwerven. Een National Defense Research Comittee, onder leiding van Dr Vannevar Bush en Dr James B. Conant, kreeg de beschikking over vrijwel onbeperkte middelen. Deze organisatie kon ook rekenen op een keur uit de beste geleerden (ten dele waren het uitgewekenen, die nu in actie kwamen: Einstein, Fermi, Oppenheimer e.a.) en de volle medewerking van industriële research-instellingen, waar oud-leerlingen van geniale Amerikaanse geleerden als Millikan en Langmuir een coördinatie van hun plannen voorbereidden.
Voor de productie van plutonium, een onmisbare tussenschakel, werd een geheimzinnige stad gebouwd aan de Columbiarivier bij Hanford, bijna even hermetisch van de buitenwereld afgesloten als de fabrieken in de buurt van Los Alamos in New Mexico. De uitkomst bleef nog onzeker, maar het loonde stellig kosten en moeite om de techniek der oorlogsvoering in geheel nieuwe banen te leiden. Slechts bij uitzondering verschenen voortaan nog enige populaire publicaties over de wonderen der atoomkracht: meest beschouwingen over reizen in de wereldruimte. Zelfs op de planeet Mars behoefde men zich niet veilig te wanen voor het agressief vernuft der aardbewoners.
|
|