Er ging weinig kracht van hem uit, maar hij kende de Franse geest, de stemming van het volk, de leuzen die opgeld deden. Zijn figuur was schraal en weinig indrukwekkend, zijn stem dun en hees, zijn gebaren nerveus. Desondanks had hij zijn gelijke niet in het leiden van politieke vergaderingen en in het overtroeven van tegenstanders.
De mannen van het Volksfront spraken veel. Zij lieten ook gaarne over zich spreken. Geen die dit zo virtuoos wist te doen als Gaston Bergery.
Gaston Bergery heeft een voordracht aangekondigd in het Theatre des Ambassadeurs. Het behoort tot de bon ton zijn lezingen bij te wonen. Alle lezingen in het Theatre des Ambassadeurs werden trouwens goed bezocht: over Freud, over de Amerikaanse valuta, over het Russische ballet; variatie genoeg. Bergery weet dat hij op een talrijk en select publiek mag rekenen. Men zal een half uur te laat komen, hij zal niet anders doen. Een tafeltje met een lessenaar en een glas water staat op het podium. Enkele vroeg gekomen onervarenen hebben een plaats gezocht in de zaal.
Langzamerhand komt de beau monde binnen: grootvorst Dimitri (die betrokken was geweest in de aanslag op Raspoetin), de bescheiden Pierre de Monaco, Serge Lifar, eerste danser van de opera, de vrouw van de Chinese gezant, opvallend door blauw geschminkte oogleden, enige journalisten, schrijvers, studenten, oudere dames die nooit een lezing overslaan, een paar officieren, vrij veel gezantschapsattaché's. Tenslotte ook nog een viertal leden van de familie Rothschild, de dames met kostbare zilvervosmantels.
Even na zes uur gaat het grote licht uit en verschijnt Bergery op het podium. Hij neemt zijn publiek met een enigszins verstrooide blik op; als hij het woord neemt, ligt er een trek van geamuseerde verachting om zijn mond. Daarna verhardt zijn bleek, intelligent gezicht, scherp als de kop van een knaagdier. Hij verklaart een onafhankelijk man te zijn, niet bij enige partij aangesloten. Maar het politieke spel boeit hem. En achter het politieke spel ligt een maatschappij in ontbinding. Frankrijk is op een hellend vlak geraakt. Als een moderne Figaro begint Bergery de misstanden van zijn tijd te hekelen, het geknoei met belastingen vooral. Applaus, het hardst van degenen, die het meest knoeien.
Bergery richt zich tegen het monopolie van de staatsbank, tegen