Revolutie der eenzamen
(1953)–Pieter Jan Bouman– Auteursrecht onbekendSpiegel van een tijdperk
[pagina 329]
| |
kruis respecteerde. Het groepje kerkelijke leiders, dat de 25ste Januari 1934 op de Rijkskanselarij was ontboden, had Niemöller gevraagd het woord te voeren. De predikant van Berlijn-Dahlem, die na de voltooiing van zijn theologische studie de groei van het nationaal-socialisme met aandacht had gevolgd, wist dat zijn kerkbroeders nog steeds op een compromis hoopten. Hij had zelf ook lange tijd de illusie gekoesterd, dat de nationaal-socialistische staat de kerk voldoende vrijheid zou laten. Maar eerst na de staatsgreep van 1933 was het hem duidelijk geworden, dat achter de voorstellen tot ‘reorganisatie’ krachten van ongeloof en daemonie aan het werk waren. Men wilde van de christenen ‘Duitse christenen’ maken en tenlsotte van de ‘Duitse christenen’, Duitsers, volledig geknecht door wereldlijke machten. ‘Ge wilt dus Uw Noodbond van predikanten niet opheffen?’, vroeg Hitler dreigend. Niemöller zag de kring eens rond. ‘Het is U bekend’, antwoordde hij, ‘dat wij na de benoeming van Ludwig Müller tot rijksbisschop een manifest hebben doen aanslaan op de bomen voor onze kerkgebouwen. Een manifest, dat met de woorden eindigde: ‘Wij zullen niet ophouden, in trouwe gehoorzaamheid aan onze bevestigingsbelofte, onverstoord te arbeiden aan de opbouw der Duitse Evangelische Kerk’. ‘Meent ge, dat ìk deze opbouw niet wens?’ ‘Voor ons, christenen, is geestelijke vrijheid een eerste vereiste.’ ‘Voor mij gaat het heil van mijn volk boven alles.’ ‘Het hangt er slechts van af wat men onder “heil” wil verstaan.’ ‘Nooit zal ik dulden, dat Uw verbrokkelde kerken als een macht in de staat de Duitse eenheid doorbreken.’ ‘Ge maakt van ons werk een caricatuur, Führer. Wij zullen niet ophouden waakzaam te blijven voor ons gehele volk en niemand, ook U niet, zal in staat zijn ons deze verantwoordelijkheid te ontnemen.’ ‘Dan kunnen wij het gesprek staken, Herr Pastor. Ik zal mij bezinnen op de maatregelen nodig om de geestelijke orde te handhaven. Anarchie komt voor Uw rekening!’ Niemöller, wetend wat hem te wachten stond, hoorde, in gedachten verdiept, niet meer de beleefdheidsphrase waarmee Hitler de conferentie sloot. *** | |
[pagina 330]
| |
Ook de ‘koude oorlog’ kent zijn ‘trommelvuur’ ter inleiding van het offensief. De vier en tachtig radio-redevoeringen, die de zender München in het eerste halfjaar van 1934 aan ‘het Oostenrijkse vraagstuk’ wijdde, vielen zelfs in deze woordenrijke wereld op, door hun imitatie van een Hitler-achtige welsprekendheid. Het recept was bekend: twee delen water, een toevoeging van enig historisch extract en dan een flinke scheut venijn; goed roeren en de wasem der verontwaardiging laten opstijgen. Vier en tachtig maal verontwaardiging. Hoe was het mogelijk dat een onbeduidend manneke als de Oostenrijkse kanselier Dollfuss de edele Duitsdenkende nationaal-socialisten in zijn land zó onderdrukte? Vier en tachtig maal de verzekering dat Duitsland niet voor de gevolgen van zoveel Oostenrijks wanbeleid kon instaan. De zender München verontschuldigde het eigen land bij voorbaat. Niet overbodig trouwens, deze excuses, want de plannen lagen klaar om Dollfuss uit de weg te ruimen. Men zou hem neerschieten, zich meester maken van de ‘Ravag’, de centrale Oostenrijkse zender en een nieuwe regering uitroepen. En dit alles zou 24 of 25 Juli 1934 moeten gebeuren. 's Avonds de 23ste Juli kwam Dr Rintelen, Oostenrijks gezant te Rome, in Wenen aan. Hij gold als de man die door zijn Nazi-sympathieën de historische zending zou kunnen vervullen Oostenrijk tot aansluiting bij het Duitse rijk te brengen. Wetend wat er op het spel stond, nam hij de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht, temeer toen hij vernam dat de zitting van de ministerraad, die voor de 24ste was vastgesteld, eerst de 25ste zou plaats vinden. Was er iets uitgelekt? In de na-middag van de 24ste Juli had zich een overloper uit het nationaal-socialistische kamp bij de hoofdcommissaris van politie aangemeld en hem het plan voor de staatsgreep onthuld. De chef van de politie nam het bericht niet tragisch op. Hij zou ‘zijn maatregelen treffen’. Met tragische berichten weet de Wener niet goed raad en ‘maatregelen’ wantrouwt hij omdat ze de genoegelijke regelmaat van het leven storen. Hoe dan ook, er werd getelefoneerd, een enkele wacht versterkt, maar niemand waarschuwde de regering. Eerst de volgende ochtend, de 25ste, vernam Fey, minister van het politiewezen, wat er dreigde. De ministerraad was toen reeds in vergadering bijeen in het Bundeskanzleramt aan de Ballhausplatz. | |
[pagina 331]
| |
Fey snelde naar de Ballhausplatz en deelde Dollfuss mede wat hem ter ore was gekomen. De kanselier oordeelde het daarop raadzaam, dat de ministers zouden heengaan en dat generaal Zehner bevel kreeg het leger paraat te houden. Het ontbrak Dolfuss, de kleine beweeglijke staatsman, niet aan moed. Zelfs niet aan overmoed; hij had zich beter kunnen schuilhouden in plaats van in het Bundeskanzleramt te blijven (samen met Fey en de staatssecretaris Karwinsky). Of speelde ook zijn Weense aard hem parten, de gedachte dat de pap wel niet zo heet zou worden gegeten als zij op het vuur stond? Intussen hadden de opstandelingen zich in de Turnhalle verzameld, in afwachting van een achttal vrachtauto's nodig voor de verdere actie. Een samenzwering op klaarlichte dag. Een politie-agent stond met belangstelling te kijken naar de vrachtauto's die van verschillende kanten naderden. Er waren zoveel semi-militaire organisaties; waarom zou men direct wantrouwen koesteren? Het hele drama speelde zich nu verder af in drie kwartier tussen 12.10 en 12.55. Men noemde het later ‘een wedloop met de dood’, maar het verdiende eerder de naam van een krijgertje spelen van Weense luchthartigheid en Nazi-fanatisme. De luchthartigen liepen zich niet buiten adem. Een telefonisch bevel van Karwinsky, die uit het Bundeskanzleramt opbelde: versterking van de wacht bij de kanselarij en een politie-detachement naar de Turnhalle, kon niet direct worden opgevolgd omdat enige politie-autoriteiten nog in het koffiehuis zaten. Toen om 12.40 eindelijk een sterke afdeling politie bij de Turnhalle arriveerden, waren de vrachtauto's met de opstandelingen juist afgereden. Contrôle van de politie in de Turnhalle bewees dat men het ergste had te vrezen. De auto's der opstandelingen verdeelden zich in twee colonnes: één naar het Bundeskanzleramt en één naar het gebouw van de Ravag, de centrale zender. De wacht bij het kanselarijgebouw had bevel gekregen de geweren te laden en de poorten te sluiten, maar juist toen zij niet de gewone vertraging en kalme gemoedelijkheid tot deze maatregelen zou overgaan, schoven de auto's der opstandelingen het voorplein op. Een tijdsverschil van enkele minuten besliste over het leven van Dollfuss. Nadat de wacht was ontwapend, renden de opstandelingen naar boven. Acht en dertig minuten hadden zij voor de volvoering van hun plan nodig gehad; twee uren, eigenlijk een nacht en een | |
[pagina 332]
| |
dag, waren voor de staatsmacht niet voldoende geweest zich teweer te stellen. De bode Hadvicek deed nog een poging Dollfuss door een achteruitgang weg te voeren, maar de opstandelingen konden hem ook daar de pas afsnijden. Zij hadden zich met plattegronden volledig weten te oriënteren. Terwijl Fey en Karwinsky werden opgesloten, nam een van de aanvallers, Planetta, de gelegenheid te baat de kleine kanselier ‘om te leggen’. Zijn twee schoten waren niet terstond dodelijk. Men legde Dollfuss op een divan neer en zag toe hoe hij langzaam doodbloedde. De tweede colonne van de rebellen had zich inmiddels meester gemaakt van het ‘Ravag’-gebouw, het zendstation, en liet het extrabericht uitzenden: ‘De regering Dollfuss is afgetreden. Dr Rintelen heeft de regeling der regeringszaken overgenomen’. Deze mededeling werd het signaal voor de burgeroorlog, die reeds in alle delen van het land aan de gang was toen Dollfuss tegen het einde van de middag overleed. De dappere kanselier had zijn verzet tegen het nationaal-socialisme met de dood moeten bekopen; bondspresident Miklas handelde echter ongetwijfeld in zijn geest door te verklaren dat de regering niet zou capituleren. De minister van justitie Dr Schuschnigg zou Dollfuss' taak als premier overnemen. Op zijn bevel omsingelden legerafdelingen, de politie en regeringsgetrouwe hulpcorpsen de stad Wenen. De opstandelingen, ingesloten, probeerden Fey en Karwinsky als gijzelaars te gebruiken. Maar Fey wist te ontsnappen en de rebellen gaven zich gevangen. Dr Rintelen deed toen een poging tot zelfmoord. Het bondsleger bedwong de opstanden in Stiermarken en Karinthië. Nog bleef de mogelijkheid van Duitse interventie bestaan, maar Mussolini, destijds nog wantrouwig jegens Hitler, sprak een taal die men te Berlijn verstond: zonder verder commentaar liet de Duce een aantal divisies naar de Italiaans-Oostenrijkse grens oprukken. Italië wenste geen Duitse inmenging in een neutrale buurstaat. Hitler haastte zich iedere medeplichtigheid aan de staatsgreep te Wenen te ontkennen. Duitsland had steeds de neutraliteit in acht genomen. Slechts één geval had de Duitse regering ‘na zorgvuldig onderzoek’ kunnen ontdekken, dat ‘misschien een verkeerde indruk kon wekken’: het enthousiasme van de zender München over | |
[pagina 333]
| |
de eerste berichten van de opstand en de tijding van Dollfuss' dood (de vroegere vier en tachtig opzwepende redevoeringen vielen buiten het ‘nauwkeurig onderzoek’). De directeur van dit zendstation zou worden ontslagen. Ook de Duitse gezant te Wenen, wiens optreden niet altijd even tactvol was geweest, werd teruggeroepen. Hitler verving hem door Franz von Papen, die een politiek van verzoening moest voeren, dat wil zeggen de langzame diplomatieke voorbereiding leiden, welke de aansluiting in tweede aanleg zou doen slagen. Het speet de Führer dat Duitsland zonder enige schuld betrokken was geraakt in een interne Oostenrijkse crisis. De wereld diende te begrijpen, dat zijn land in ieder opzicht vrij uitging. En het Duitse volk? Dat vond voldoende afleiding in de dood en begrafenis van president Hindenburg en een reeks regeringsverklaringen van Hitler. Bovendien kwam de partijdag te Neurenberg in het zicht. Welk een schouwspel had men daar te wachten! Weldra zouden 21.000 vlaggen in top gaan. Wie bekommerde zich dan nog over het netelig Oostenrijks avontuur? *** De psycholoog Reiwald vertelt dat tijdens een meeting van tienduizend personen in Denemarken, terwijl een gevierd redenaar de aandacht geboeid hield, vijftig kinderballons ontsnapten en over de menigte heen zweefden. Van dat ogenblik af hadden de meeste toehoorders slechts oog voor de balonnetjes. Ze juichten en klapten in hun handen. Tevergeefs probeerde de redenaar zijn gehoor terug te voeren naar de lijn van zijn betoog. Ieder stond naar boven te turen: de bekoring van het kijkspel! |
|