kunnen bewijzen dan zijn standbeeld te plaatsen aan de rand van een der heilige plaatsen.
De ziel van het oude China was dood. Met veel minder geweld dan in Rusland had zich in het voormalige Hemelse Rijk de omwenteling voltrokken, die reeds door de keizerin-weduwe Tze-sji was aangekondigd: de breuk met de tradities van het mandarijnendom. De afschaffing van het examenstelsel, dat kennis der klassieke boeken voor de ambtelijke loopbaan bleef eisen, de geleidelijke afbrokkeling van de gehele hiërarchie van normen, zeden en gewoonten die, culminerend in trouw aan de keizer, de tradities der Chinese cultuur met een afweermuur tegen alle modernisme had willen beschermen. Interne corruptie en buitenlands winstbejag hadden de fundament-stenen van het Oude Rijk uitgehold.
Wilde China herrijzen, dan had het een nieuw ideaal nodig. Soen Yat-sen formuleerde het op het critieke moment: vaderlandsliefde, nationalisme als saambindende kracht na het wegvallen van de trouw aan de keizer. Maar toen hij zijn programma van ‘de Vijf Machten en de Drie beginselen’ bekend maakte, was het rijk reeds uiteengevallen in min of meer zelfstandige provincies, overgeleverd aan de willekeur van soms zeer corrupte gouverneurs en vele ‘generaals’, die soms niet veel meer waren dan roverhoofdmannen. In deze chaos aanvaardde Soen Yat-sen als leider van de volkspartij, de Kwo min-tang, dankbaar (hoewel niet zonder argwaan) de hulp van de andere grote revolutionnaire macht: Rusland.
Na de dood van Soen Yat-sen ging het gezag over op Tsjang Kai-sjek, die liever buiten het vaarwater van de Russische politiek bleef en geleidelijk de Russische adviseurs terzijde schoof. De nieuwe leider van de Kwo min-tang was een militair talent, die, als zoveel andere militaire talenten, wel oog had voor de waarde van een nationalistisch réveil zonder te begrijpen dat iedere nationale revolutie in een staat met een doodarme bevolking, haar voortzetting zal moeten vinden in een sociale revolutie. Door zijn vrouw geraakte hij teveel betrokken in de conservatieve machtspolitiek van stedelijk-kapitalistische groeperingen.
Het gevolg van Tsjang Kai-sjek's sociaal te passieve houding en vooral van zijn falen in de aangekondigde hervorming van het grondbezit, was de verzwakking van de Kwo min-tang. Vooral vele jonge radicalen in het Noorden dreven hierdoor opnieuw naar het communisme toe. Door de slagen die Japan aan China had