samenstromen en zich geduldig in de lange rij scharen om, voetje voor voetje vorderend, hun buiging te maken voor het glazen hulsel dat de mummie van Lenin omsloot. Eerbied voor de beschermheilige der revolutie, voor de verlosser die de tsarenregering, kolos op lemen voeten, had omgestoten.
Wat men hem schuldig was, formuleerde Stalin in zijn ‘eed aan Lenin’, die hij voorlas op het tweede Sovjetcongres:
‘Toen hij ons verliet, gaf kameraad Lenin ons bevel om de grote titel van partijlid hoog en zuiver te houden. Wij zweren U, kameraad Lenin, dat wij Uw gebod met ere zullen nakomen.
Toen hij ons verliet, gaf kameraad Lenin ons het bevel om de eenheid in onze partij als onze oogappel te bewaren. Wij zweren U, kameraad Lenin, dat wij ook dit gebod van U met ere zullen nakomen.
Toen hij ons verliet, gaf kameraad Lenin ons het bevel om de dictatuur van het proletariaat te versterken en er over te waken. Wij zweren U, kameraad Lenin, dat wij zonder onze krachten te sparen eveneens dit gebod van U met ere zullen nakomen.
Toen hij ons verliet, gaf kameraad Lenin ons bevel met al onze kracht het bondgenootschap tussen boeren en arbeiders te versterken. Wij zweren U, kameraad Lenin, dat wij Uw gebod met ere zullen nakomen.
Toen hij ons verliet, gaf kameraad Lenin ons bevel om trouw te blijven aan de beginselen der Communistische Internationale. Wij zweren U, kameraad Lenin, dat wij ons leven niet zullen ontzien in het streven het bondgenootschap tussen alle arbeiders van de gehele wereld te versterken; de Communistische Internationale.’
In de statige herhaling van beloften lag de spanning van een strijdbaar geloof, bereid tot ieder offer voor het grote ideaal. De Russische klanken met hun Slavische intonatie bij de voorlezing van de eed van trouw aan Lenin gaven deze geloofsbelijdenis haar nationaal karakter.
Intussen trok de devote massa langs de glazen schrijn waarin Lenin sluimerde. Men meende op het tot een dodenmasker verstrakte gelaat nog een lichte glimlach om de mond te zien. Ieder kende dit gezicht met zijn zware jukbeenderen en het kleine puntbaardje, ontelbare malen afgebeeld op de portretten, die in de cultus van de revolutie waren opgenomen. Voor de grote ongeletterde menigte gaven de afbeeldingen van de revolutiemannen, van de leider vooral,