| |
[Bij het verlaten van een Noordelijk gelegen haven zag]
Bij het verlaten van een Noordelijk gelegen haven zag de bemanning van een voor de tropen bestemd schip een bijenzwerm naderen. Een bijenkoningin koos het touwwerk in een der masten als rustplaats; de zwerm volgde. Matrozen trachtten de gonzende massa insecten op te jagen, maar tevergeefs. Toen het schip het zeegat uitvoer, klitten de bijen nog steeds in de touwen vast.
Gedurende de reis dreigde de zwerm door honger en uitputting te worden vernietigd, maar het scheepsvolk, goedhartig, bevestigde bakjes met suiker en honing in de mast. Zo redde men de insecten, die dadelijk na aankomst in de tropische havenstad uitvlogen en zich in een naburig bos neerzetten. Zij genoten van de weelderige plantengroei en de overvloed van honinghoudende bloemen. En zoals zij gewend waren, vlogen ze de gehele dag ijverig rond om zich wintervoorraad te vergaren. Maar de winter kwam niet, de voorraden namen toe, zonder dat men ze durfde aanspreken. De bijen bleven, hun gewoonte getrouw voor de winter
| |
| |
zorgen, steeds zorgen, in nimmer aflatende ijver. Totdat zij ten lange leste tot het inzicht kwamen dat in dit land van duurzame warmte en vruchtbaarheid voorraadvorming minder betekenis had dan in hun vroegere woonplaats.
De jonge mensen in de Verenigde Staten hadden na 1918 minder tijd nodig dan de juist beschreven bijen om de weg naar een ‘consumptief kapitalisme’ te vinden. De auto en de radio, het goedkope reizen, de laaggeprijsde confectiegoederen, het ijs en de gebakjes in de ‘drug-stores’, de film en de tijdschriften brachten velerlei genietingen binnen het bereik van de massa.
Zij vervreemdden echter tevens een gedeelte van de jonge generatie van het ethos van de arbeid, dat het land in zijn puriteinse tradities steeds had gekend. Met het proces der verstedelijking hielden standaardizering van het leven en relativering van vele normen gelijke tred. Op het moment dat de werkbijen bespeurden, in de tropische overvloed van het late kapitalisme te zijn gekomen, verloren zij het houvast van hun traditionele ijver. Tegelijk daarmee geraakten zij in opstand tegen de bestaande zedelijke orde en proclameerden zij ‘the revolution in manners and morals’, die in zekere zin even diep ingreep als de Russische revolutie in het land van Lenin en Stalin.
Sensuele bevrediging, doch een geestelijke leegte en vereenzaming, die door de uniformering der nieuwe levensbehoeften niet kon worden gevuld. ‘Het oudere geslacht heeft deze wereld stellig grondig verknoeid alvorens haar aan ons over te geven’, schreef John F. Carter in de Atlantic Monthly van September 1920. ‘Zij schenkt ons dit ding, aan stukken geslagen, lek, rood-gloeiend, dreigend te ontploffen; en dan is men verbaasd, dat wij haar niet aanvaarden in dezelfde houding van aardig stijlvol enthousiasme, waarin zij haar ontving, lang geleden, in de jaren tachtig.’
De stoottroepen van deze opstand werden niet door buitenlandse agitators gevormd, maar kwamen uit de kringen van gegoede Amerikaanse gezinnen voort. Zij hadden in de oorlog, vóór het vertrek naar het front, de dag leren plukken. Men wist van de hand in de tand te leven, ook in de millioenen overhaast gesloten oorlogshuwelijken. In het algemeen capituleerden de oudere generaties, zelfs voor de emancipatie van de vrouw, die zich niet alleen grote vrijheid in kleding en gewoonten permitteerde (het roken onder
| |
| |
anderen), maar ook sexueel een vrijheid voor zich opeiste, welke eertijds tot de privileges van de man behoorde.
Terwijl het ‘oude Amerika’, vooral in de agrarische gebieden van de Midwest nog continuïteit met het verleden vertoonde, nam de ‘revolutie der zeden’ in de sfeer der stedelijke samenleving een omvang aan, die aan iedere exact-historische interpretatie ontsnapt - tenzij men de film als spiegel van het psychisch gebeuren zou kunnen hanteren. Is het witte doek in de suggestieve kracht der snel wisselende beelden niet een brandpunt van eenzijdig gerichte dromen en geheime verlangens der in het duister samengezeten menigten? Hoeveel ontsnappingsdrang uit de sleur van het alledaagse trilt mede in de manier waarop men met ingehouden adem de avonturen van de vermetele ruiter Tom Mix volgt, of wegzinkt in de fluwelige sexualiteit van Rudolph Valentino? Wat, speciaal, boeide de menigte in de lage stem van Marlene Dietrich, of in de stoere mannelijkheid van Hans Albers? Doch waarom overtrof op den duur Charley Chaplin hen allen in populariteit, Chaplin, het manneke dat altijd naast het leven staat, altijd verliest en altijd wint? Chaplin met zijn huppelpasjes, als de verpersoonlijkte eenzaamheid, de kleine man in het raderwerk van een wereld die hem dreigt te vermorzelen, maar die nog altijd mogelijkheden schijnt te bieden om aan het noodlot te ontsnappen - het thema ook van de tekenfilmpjes waarin Mickey Mouse alle mogelijke en onmogelijke gevaren te boven komt.
***
Of de 31ste Maart 1923 als een gedenkwaardige dag in de geschiedenis zal blijven vermeld, is twijfelachtig, - ondanks de headlines in de Amerikaanse kranten, dat Miss Alma Cummings zojuist het wereld-duurrecord voor dansen op 27 uur had gebracht. Haar ‘Marathondans’ werkte aanstekelijk. Spoedig boden dansparen uit een half dozijn steden tegen elkander op.
De recordverbeteringen waren niet van de lucht: 32 uur, 46 uur, 54 uur, 67 uur - waar lagen de grenzen van het menselijk uithoudingsvermogen? Wat dreef de exploitanten van danslokalen er toe steeds hogere prijzen uit te loven?
Te North Tonawanto, N.J., viel iemand na 87 uur dansen dood neer. De 19e April spoedden journalisten zich naar Cleveland, waar een danspaar op een duurrecord van 90 uren aanstuurde,
| |
| |
aangemoedigd door bezoekers, die druk weddenschappen afsloten over de bereikbaarheid van deze grens.
De dans sleepte voort, 85 uren, 87 uren - men was reeds in de late nachturen van het vierde etmaal. Enige honderden toeschouwers hingen lusteloos op stoelen langs de wanden van het danshuis. De vloer was bezaaid met sigarettenstompjes, schillen, snippers, papier, lucifers. Het rook er naar koffie, sigarettenwalm, drank, kauwgummi en reukzouten. De ochtendschemering gaf het kunstlicht steeds fletsere tinten.
Het danspaar hield zich moeizaam in beweging op de tonen van twee beurtelings spelende gramofoons. Het meisje, in badpak, leunde tegen haar partner. Beide schuifelden zo traag met hun voeten alsof de vloer met lijm was besmeurd. 89 uur, 30 minuten. Transpirerend, doodsbleek, zette het tweetal de marathondans voort. ‘Tot de 90 uur’, fluisterden ze elkaar toe. De jazz-gramofoonmuziek klonk mat. Waren de platen versleten?
Enige bezoekers bestelden een ontbijt. De eerste stralen van de ochtendzon vielen binnen. 89 uur 45 minuten. De voeten schuifelden, de gramofoonplaat draaide - er kwam beweging in de supporters; nog enkele minuten en de grote daad was volbracht.
***
Woensdagmiddag vier uur, na schooltijd, de 21ste Mei 1924, slenterde de 13-jarige Bobby Franks op zijn gemak naar huis. Hij had van zijn school, gelegen in een der huizenblokken van het deftige Hyde Park section van Chicago, slechts een halve mijl te lopen om de ouderlijke woning te bereiken. Soms kwam zijn vader, de rijke makelaar Jacob Franks hem wel eens met de auto halen, maar Bobby had meermalen verzekerd dat hij graag wandelde.
Deze dag echter kwam de kleine Franks niet thuis. In het begin van de avond belden de ongeruste ouders de politie op. Rechercheurs deden navraag bij Bobby's klasgenoten, die eveneens na afloop van de middagschooltijd naar huis waren gegaan. Geen van hen wist iets te vertellen. De enige die een aanwijzing kon geven was een kind uit een lagere klasse, dat meedeelde Bobby een huizenblok voorbij de school in gesprek met een heer te hebben gezien; even verder stond een auto met geopend portier.
In de na-avond telefoneerde een onbekende man. Hij vertelde het echtpaar Franks dat hun kind was ontvoerd; nadere mededelingen
| |
| |
zouden spoedig volgen. En werkelijk werd even later een getypt briefje in de brievenbus geduwd: ‘Uw jongen is in veiligheid, wees niet ongerust. Als U iets tegen de politie zegt, zullen we hem doden. Mocht de politie al gewaarschuwd zijn, laat er haar dan verder buiten. Wij verlangen een losprijs van 10.000 $.’ Telefonisch was reeds gezegd op welke manier de losprijs kon worden voldaan.
De volgende ochtend haalde Mr Franks het genoemde bedrag van zijn bank. Toen hij in zijn auto zat, bemerkte hij in zijn zenuwachtigheid het opgegeven adres te hebben vergeten, zodat hij naar huis terug moest om het te gaan halen. Bij thuiskomst vernam hij, dat een inspecteur van politie op hem wachtte: Bobby was dood. Een spoorwegarbeider had het lichaam van zijn kind, ontkleed, gevonden in het moerasgebied ten Zuiden van de stad; het lag langs een der spoorlijnen van de Pennsylvania Railroad.
De publieke belangstelling, zo licht bewogen door ieder misdrijf en zo vluchtig doorgaans in haar ontroeringen, bleef met ongewone hardnekkigheid op ‘het geval-Franks’ gericht. Terwijl de kranten er kolommen over schreven, was het speurwerk van de politie in volle gang. Het bleek, dat de moord (het lijkje vertoonde een gapende hoofdwonde) was geschied terwijl nog over een losprijs werd onderhandeld. Hierin lag een aanwijzing dat de moordenaars niet uit financiële motieven hadden gehandeld. Vermoedelijk was het noemen van een geldsom zelfs een afleidingsmanoeuvre geweest. Maar welke drijfveren bleven dan over? Men kon vaststellen dat de misdaad geen zedenmisdrijf was. Wraakneming? De Franks, zeer gezien en algemeen geacht, wisten geen vijanden te noemen. Niemand had tegenover hen enige bedreiging geuit.
Een bril met hoornen montuur, op enige meters afstand van het lijk gevonden, werd bij de lijkschouwing op het gezicht van het dode kind gezet. Vader Franks verzekerde evenwel dat Bobby nooit een bril had gedragen. Men beschikte nu over een eerste spoor. Een bril, vermoedelijk van een volwassene, maar dan van een volwassene met een opvallend smal hoofd. Een ander aanknopingspunt voor het onderzoek was het briefje over de losprijs: het moest getikt zijn op een oud model schrijfmachine, een portable ouder dan April 1914 toen de fabrikanten tot standaardizering van het toetsenbord overgingen.
Bij het nagaan der recepten aanwezig bij de opticiens van Chicago,
| |
| |
bleek een smalle bril, beantwoordend aan de beschrijving van de politie, te zijn besteld bij een speciale zaak te Brooklyn. Men vorderde nu snel met het verdere onderzoek. Enige dagen later werden twee 19-jarige studenten gearresteerd: Nathan Leopold Jr en Richard Loeb. De publicatie van hun namen wekte sensatie. Geen gangsters, die het bloed vergoten, maar twee talentvolle jonge studenten, alumni van de universiteiten van Michigan en Chicago. Begaafd en rijk, kinderen uit twee aanzienlijke, bijzonder gerespecteerde Joodse families.
Dreigde er een politionele dwaling? Leopold en Loeb antwoordden op alle vragen met koele beleefdheid, uitvoerig en onbewogen. Die bril? Ja, die was van Leopold. Zijn biologiestudie voerde hem voor vogelwaarnemingen meermalen naar de moerassen. Enige dagen voor de moord had hij zijn bril verloren; hij kon de datum nauwkeurig opgeven. De politie wist dat het een regendag was; daarna had het niet meer geregend: de bril lag onbespat op de grond en moest op een droge dag verloren zijn.
Beide gearresteerden gaven een alibi op. Zij hadden Woensdagmiddag een tocht gemaakt met deauto van Nathan Leopold. Het onderzoek wees uit dat de auto die dag met een defecte rem in de garage had gestaan. Een dag later werd de schrijfmachine (van verouderd type) gevonden. Het net sloot zich; ontkennen kon niet meer baten.
Bij de bekentenis bleven de motieven aanvankelijk nog in het duister. Wat had hen tot moord gedreven? Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Zij hadden gedood louter uit een zucht tot experimenteren voor een proefondervindelijke contrôle van de sensaties, die men daarbij onderging, een toetssteen zoekend voor het reeds versteende geweten.
Het verwachte doodvonnis bleef achterwege. De verdediger, Clarence Darrow, deed een beroep op de zelfcritiek van allen die in de morele ontreddering der na-oorlogsjaren passief waren gebleven. Dostojevski's Raskolnokoff-motief uit Schuld en Boete verplaatst naar de Nieuwe Wereld. Geen Kaïnsdaad uit drift of hebzucht, maar de laatste intellectuele rechtvaardiging van een nihilisme, dat alle normen had verworpen. Een tragedie van eenzaamheid en opstandigheid, dat onder andere omstandigheden misschien een politieke wending zou hebben genomen. Er zijn verschillende vormen om zich tegen de bestaande sociale en morele orde te keren.
| |
| |
De tiende September veroordeelde Judge Coverley de beide studenten tot levenslange gevangenisstraf.
***
De ‘Goldrush’, die in 1848 een stroom van avonturiers naar Californië dreef, herhaalde zich in de jaren twintig van deze eeuw: nu echter verder Zuidwaarts. En het waren thans vooral meisjes en jonge vrouwen, die zich op weg bevonden naar Hollywood, de ‘droomfabriek’, het Mekka van de filmenthousiasten, van de ‘movie fans’ (= fanatics).
In een wereld van techniek en zakelijkheid vond de geest in de gemakkelijk toegankelijke, suggestieve sprookjeswereld van de film compensatie voor de sleur van het alledaagse, voor de gelijkschakeling der persoonlijkheid en de verloren gaande binding aan de symbolen van het geloof. De pers, met 400 verslaggevers te Hollywood vertegenwoordigd, volgde de wensen van het publiek. De bioscoopbezoekers verlangden intieme bijzonderheden over het leven der ‘sterren’ die zij op het witte doek bewonderden. Ook de meest legendarische verhalen over de halfgoden, die de Olympus der filmwereld bevolkten, vonden een dankbaar gehoor.
Men stelde het op prijs bij een ernstige ziekte van Jean Harlow van uur tot uur bulletins over haar toestand te kunnen lezen. En was het niet ontroerend, dat Myrna Loy in een koude voorjaarsnacht een perzikboompje in haar tuin beschermde doof er haar mink-bontmantel omheen te hangen? Of royaal van George Raft 21 champagne-cocktails te bestellen voor het personeel van de beauty shop waar hij zijn haar liet knippen? Wie kon zich niet verplaatsen in de emoties der tienduizenden vrouwen, die te Chicago in een loterij meespeelden voor de begeerde eerste prijs: een zitplaats naast Gary Cooper tijdens de première van zijn nieuwste film?
Iedere studio kon op een maandelijkse ‘fan-mail’ rekenen van 20.000 à 40.000 brieven en briefkaarten, waarin bewonderaars van filmsterren hun hart luchtten of bescheiden wensen te kennen gaven: een portret, een handtekening van de held of heldin van hun dromen - een paar haren, of een kledingstuk, zo mogelijk.
In de buitenwijken van Los Angelos langs de rand van Hollywood wemelde het van gelukszoekers. De klassieke bohème van Parijs vond een modern spiegelbeeld in de omgeving van Sunset Boulevard. Scenario-schrijvers, acteurs, technici; duizenden meisjes, die
| |
| |
als typiste of als kellnerin hun kost verdienden, in afwachting van momenten, dat er ‘extra's’, dus figuranten werden gevraagd. Ook een kleine bij-rol kon de weg naar het geluk openen; menige assepoester werd een sprookjesprinses.
Op het tweede plan de ‘specialisten’ uit alle oorden van de wereld: de olifantengeleiders, dierentemmers, degenslikkers, vuurvreters, vogel-imitators, getatoeëerde vrouwen, dikke mannen, verdwaalde Indianen en zwervende Chinezen, die op de kermis der ijdelheid voor nevenfuncties in aanmerking konden komen en voor iedere gril van een regisseur gereed stonden.
Centrum van het Babylon der vermaaksindustrie vormde de eigenlijke ‘filmkolonie’: de exclusieve kring der directeuren, ‘producers’, regisseurs, schrijvers, acteurs en actrices. Exclusief in de kostbaarheid van hun woningen, in hun feesten in ‘Ciro’ en enige andere nachtclubs, in hun vriendschappen en liefdes, maar bijna exhibitionistisch open in het ten toon spreiden van hun excentrieke gewoonten, geheel gericht op reclame en uiterlijk effect. Er waren vrouwen die mannenkleren droegen en mannen, die zich in vrouwengewaden staken. Men toonde voorliefde voor laaiende kleuren, liet kostbare rashonden verzorgen en sprak bij voorkeur in superlatieven.
Alles was op zijn minst ‘terrific’ en ‘sensational’. Toen een regisseur bij een collega informeerde, hoe diens laatste film liep en het antwoord ‘uitstekend’ luidde, zei de vrager verschrikt: ‘Uitstekend? Alleen maar uitstekend? Dat is verschrikkelijk!’ Men geloofde ieder gerucht, accepteerde ieder verhaal, indien het op een der bekende directeuren sloeg. Waarom zou het niet waar zijn, dat William Fox al in dertig jaar geen horloge had gedragen omdat hij de gewoonte had dag en nacht door te werken tot zijn taak was volbracht?
Men hield er van, elkander in luxe te overtroeven, steeds duurdere paleizen te bouwen, steeds kostbaarder juwelen te kopen, steeds fantastischer feesten te organiseren. Bij het huwelijksdiner van Marjorie Hutton en Joseph E. Davies (de latere ambassadeur van de U.S.A. bij de Sowjet-Unie) werd een ‘wedding cake’ van 300 pond binnengedragen en geplaatst in een entourage van 5000 chrysanthemums, die men met een heel bijzonder procédé blauwachtig paars had gekleurd.
Hoewel het aantal echtscheidingen en liefdesavonturen in werkelijkheid veel geringer was dan de Hollywoodlegende wilde doen
| |
| |
geloven, waren de berichten over sexuele ongebondenheid zo talrijk, dat een journalist eens betoogde hoe zelfs een Puriteinse Gestapo de filmstad niet tot de orde zou kunnen roepen.
|
|