Te Parijs schenen beide dit korte maar heftige onderhoud vergeten te zijn. De twee premiers sloten zich aaneen tegen een te sterke inmenging van Amerika in ‘Europese aangelegenheden’.
Raadslieden van de Amerikaanse president wezen hem er op, dat hij in Januari 1918, reeds direct na opening van de conferentie, op taaie tegenstand moest rekenen, vooral van Clemenceau, die Wilson de publicatie der ‘veertien punten’ nog steeds niet had kunnen vergeven. Was het niet verstandiger het beleid der Verenigde Staten van Washington uit te bepalen en de onderhandelingen aan enige geroutineerde diplomaten over te laten? Maar Wilson luisterde niet naar deze raad.
Verbitterd en chronisch overwerkt, geraakte hij in de maalstroom van een politiek waarin de hoofdzaken bijna niet van de bijkomstigheden waren te scheiden. Nu eens diepgaande besprekingen van de ‘Big Four’ in het Hôtel Crillon, het oude paleis van Murat, dan weer ontvangsten van deputaties uit alle delen van de wereld. Kopten, Armeniërs, Slovaken, Arabieren en Zionisten antichambreerden in de vertrekken der Quay d' Orsay. Emir Feisal reciteerde een volledig hoofdstuk uit de Koran, kolonel Lawrence ontvouwde een plan voor een pan-Arabische Liga. Ieder kwam met belangrijke voorstellen, maar vele kernproblemen bleven onbesproken.
De knapste deskundigen op financieel gebied, Keynes onder anderen, verveelden zich in het Hôtel Majestic, omdat de Big Four geen van hun rapporten in bespreking wensten te nemen. Men zou er later wel aan toekomen, zei men.
Moeizaam zocht Wilson zijn weg tussen de diplomaten, waarvan hij sommige tot dusver slechts bij name had gekend: Arthur Balfour, door Clemenceau ‘de meest gracieuze en beleefde van de onverzettelijken’ genoemd, Lord Robert Cecil, de Christen die naar zijn beginselen probeerde te leven, vol afweer tegen iedere argumentatie die niet in zijn principes paste, Lord Milner, intelligent en sentimenteel, Botha, Smuts en anderen.
Botha hield er van als ‘vrij man’ de stad te doorkruisen; hij herinnerde zich het najaar van 1902 toen hij als beginneling in de politiek zijn eerste ervaringen opdeed met de intrigues der Europese kabinetten. De gang van zaken verontrustte hem. Hij had zich de ‘peacemaking’ anders voorgesteld. Met vuur bepleitte hij de oprichting van een Volkenbond naar het project van Wilson. ‘Soms kan de daad van een dwaas een oorlog uitlokken’, meende Botha,