Revolutie der eenzamen
(1953)–Pieter Jan Bouman– Auteursrecht onbekendSpiegel van een tijdperk
[pagina 216]
| |
regeringsgebouwen en paleizen doen verbleken. De fladderende dundoeken der revolutie hingen nu op de plaats waar vroeger de dubbele adelaar met de scepter en de rijksappel prijkten, emblemen, die hier en daar zorgvuldig waren weggeborgen - ‘tot betere tijden’. De tsarenfamilie bevond zich in Tobolsk. Er waren nog tsaristische generaals in dienst, senatoren en geheimraden. De ambtelijke hiërarchie was nog niet doorbroken. En de grootgrondbezitters waren grootgrondbezitters gebleven. De burgerlijke bovenlaag van Petrograd begon uit te zien naar rustiger woonplaatsen in de provincie. Men wist immers niet wat er nog kon gebeuren. Slechts in het Smolnyklooster, waar de staf van de bolsjewistisch-revolutionnaire groepen was gevestigd, heerste een vastberaden stemming. Het klooster met zijn helblauwe, met goud opgelegde koepels, gelegen aan de rand van de stad, waar de Newa een scherpe bocht naar het Zuiden maakt, diende lange tijd als kostschool van de dochters van de adel. Nog hingen op sommige deuren in de eindeloze, holklinkende gangen de vroegere bordjes: ‘Derde klas’, ‘Vierde klas’, ‘Docentenkamer’. Doorgaans echter andere letters, kentekenen van de verschillende revolutie-organisaties. Kerenski en zijn medewerkers, aarzelend in hun keuze tussen Maart-socialisme en tsarenbureaucratie, gaven zich over aan de zelfvoldane overtuiging vast in het zadel te zitten. Alles werkte er toe mede dat men zich gemakkelijk een rad voor de ogen draaide. De nieuwbakken socialisten trachtten zich als ervaren bestuurders voor te doen en de oude bureaucraten waren bang, van een tekort aan eerbied voor de nieuwe koers te worden beticht. Er ontstond een officieel leugennet, er op gericht de troosteloze werkelijkheid aan het oog te onttrekken. De regering meende begin November 1917 sterk genoeg te staan om de bolsjewistische haard van verzet in het Smolnyklooster uit de weg te ruimen. Er werden troepen uit de omtrek gerequireerd; de ‘jonker’-scholen, cadetten in officiersopleiding, kregen bericht zich gereed te houden en de in de Newa liggende kruiser ‘Aurora’, met zijn niet geheel betrouwbare bemanning, ontving bevel zee te kiezen en zich bij de vloot te voegen. De wachtposten bij het Winterpaleis werden versterkt, de brug over de Newa opengedraaid. In de vroege ochtend van de 6de November verscheen een | |
[pagina 217]
| |
regeringscommissaris met een afdeling ‘jonkers’ in de bolsjewistische drukkerij. De uitgangen werden bezet, het gebouw verzegeld. Uit het Smolny kwam de order aan enige revolutionnaire regimenten het gebouw te heroveren om de uitgave van de door de regering verboden krant mogelijk te maken. Intussen informeerde de commandant van de kruiser ‘Aurora’ in het Smolny of hij het regeringsbevel zou nakomen. Het revolutionnair Comité gaf een tegenbevel. Buiten werd het druk op straat. Opgewonden groepen arbeiders schoolden samen in de omgeving van het gebouw der arbeiderspers, waar men elkander een stukje ambtelijk zegellak op een der deuren aanwees als een bewijs voor de op handen zijnde contra-revolutionnaire staatsgreep. Trotzki gaf de kruiser ‘Aurora’ bevel door middel van een radiobericht bekend te maken, dat de arbeiders en de troepen van de revolutie zich moesten verweren tegen de contra-revolutie. Dit was de oproep tot de opstand, in defensieve vorm gegoten. In en om het Smolny heerste een algemene bedrijvigheid. Vrachtauto's reden af en aan. Men richtte machinegeweerposten in, stapelde hout op ter barricadering van bedreigde punten en versterkte de wachtposten. Lenin hield zich nog in de wijk Wyborg verborgen. Stalin had zich teruggetrokken in het redactiebureau. Trotzki en Swerdlow namen voorlopig het grootste aandeel in het plan, Petrograd in de komende 24 uur te veroveren. Bolsjewistische afgevaardigden, die voor een te houden Sowjetcongres aankwamen, werden zoveel mogelijk ingeschakeld. Bij de opslagplaatsen van de Peter en Pauls-vesting deelde men geweren uit. In een bijeenkomst van het Voorlopig Parlement zong Kerenski zijn zwanenzang. Hij zou niet langer dulden dat de bolsjewistische bladen oproepen tot opstand afdrukten. De autoriteiten hadden tot nu toe gewacht met de samenzweerders neer te slaan, om deze in de gelegenheid te stellen, zelf hun fouten goed te maken. Geroep: ‘Dat is juist het erge’. Kerenski liet zich niet van zijn stuk brengen. De regering kon beter wat langzamer, maar des te zekerder optreden. Doch de bolsjewiki gingen nu te ver. De regering zou dus een einde maken aan alle excessen van het gepeupel. Ik zeg expres: ‘Gepeupel’. Toejuichingen aan de rechterzijde. Kerenski had reeds bevel gegeven tot de thans onvermijdelijk geworden arrestaties over te gaan... | |
[pagina 218]
| |
Op dit moment overhandigde Konowalow de spreker een telegram van het Militair Revolutiecomité. De opstand was begonnen. *** Afdelingen ‘jonkers’ slaagden er in de stations te bezetten, maar de Newabruggen vielen in handen van de opstandige troepen. 's Nachts maakten gewapende arbeiders en matrozen zich meester van de electrische centrales, militaire opslagplaatsen, de telefooncentrale en de staatsbank; daarna werd de aanval op de stations geopend. De volgorde der gebeurtenissen werd niemand geheel duidelijk. De koude nacht was vol geheimzinnig rumoer. Overal arresteerden revolutionnairen hun politieke tegenstanders. De ‘jonkers’ boden weinig tegenstand, vooral nadat de opstandelingen versterking hadden gekregen in de vorm van een aantal pantserwagens. In de wijk Wyborg was een geheel legerkamp ontstaan. ‘De burgerlijke klassen hadden barricades, branden, plunderingen en stromen bloeds verwacht’, schreef Trotzki. ‘In werkelijkheid heerste er een rust, die vreselijker was dan de ergste donderbui. Geluidloos verschoof de maatschappelijke grondslag, als een draaitoneel, dat de volksmassa's op de voorgrond schoof en de heren van gisteren naar de onderwereld wegvoerde.’ Reeds om tien uur 's morgens de 7de November, meende het Smolny de overwinning te kunnen afkondigen. De verklaring was echter voorbarig. De regering beheerste nog het grondgebied van het Winterpaleis; het hoofdkwartier had zich nog niet overgegeven, de provincie scheen zich niet te willen uitspreken en het sowjetcongres zou eerst later worden geopend. Men kon de bolsjewistische aanval op het Winterpaleis nu ieder ogenblik verwachten. De lakeien die er uit het régime van de tsaar waren overgebleven, streng gedresseerd, in blauwe livrei met een rode kraag en gouden tressen, kregen de raad zich niet bij de vensters te vertonen. Zij bedienden de ministers met alle zwijgende discretie en nauwgezetheid van hun ambt. Op het binnenplein van het paleis stond 7,5 cm veldgeschut, bediend door jonge militairen van de vaandrigscholen van Oranienbaum en Peterhof. Tegen het vallen van de avond kwamen verdere versterkingen aan: baardige troepen uit de Oeral, wat schichtig en onwennig in deze luxueuze omgeving. Voorts nog een stormcompagnie van een vrouwenbataljon. | |
[pagina 219]
| |
De ring der belegeraars sloot zich nauwer om het Winterpaleis. Pantserauto's naderden de tuinhekken. In de verte dreigden de 15 cm kanonnen van de ‘Aurora’. Kerenski was reeds spoorloos verdwenen. De opstandelingen gaven twintig minuten bedenktijd. Als het paleis zich niet overgaf, zou het door geschutvuur worden vernietigd. De ‘Aurora’ liet een waarschuwingsschot horen, daarna een salvo. Granaten beschadigden het pleisterwerk. Het garnizoen van het paleis schrompelde sterk ineen; wie vluchten kon, maakte zich uit de voeten. In de binnenstad ging het straatleven gewoon door; schouwburgen en bioscopen waren druk bezocht. Sjaljapin, in ‘Don Carlos’, werd uitbundig toegejuicht op het moment dat de opstandelingen het Winterpaleis reeds waren binnengedrongen, in wild handgemeen op de trappen en in de lange gangen. Vroeg in de ochtend werden de leden der Kerenski-regering gearresteerd. Desondanks verscheen de volgende dag het dagblad der regering nog op de gewone wijze - ‘zoals bij een lijk nog de nagels en de haren doorgroeien’. *** Laat in de avond, de 7de November, terwijl in de verte de strijd om het Winterpaleis woedde, begon op het Smolny de eerste zitting van het Sowjetcongres. Het uiterlijk van de afgevaardigden der arbeiders- en soldatenraden, vooral van degenen, die van het front waren overgekomen, weerspiegelde de verarming van het volk: overal loshangende gordels en beschadigde, ongepoetste laarzen. Vele arbeiders droegen een soldatenjas, sommige militairen een arbeiderspet. Vermoeide, grove en verweerde gezichten, plompe handen met kloven en lidtekens, vingers geel van tabak. Reeds dadelijk na de opening der vergadering een heftige aanklacht van de gematigde rechtervleugel, die de bolsjewisten en de ‘sociaal-revolutionnairen’ er van betichtte lichtvaardig de opstand te hebben aangemoedigd, waarvan men thans getuige was. De linkerzijde beschuldigde daarop de mensjewiki van verraad. Na veel tumult bleek bij een stemming - in de opwinding die deze Novemberdag had ontketend - het radicalisme aan kracht te hebben gewonnen. Zeventig mensjewiki verlieten de zaal. Gedurende de nacht kwamen berichten over aansluitingvan steeds meer legerafdelingen bij het linkse front. Tegen de ochtend, na | |
[pagina 220]
| |
deze emotionele nachtzitting, het bericht dat het Winterpaleis had gecapituleerd. Langdurig gejuich. De brandende houtvuren in de geleidelijk lichter wordende straten doofden. De hoofdstad ontwaakte onder een nieuwe regering. Kornilow en Kerenski waren gevlucht. Van alle kanten werden arrestanten naar het Smolny geleid, ten dele in hun eigen auto's die als krijgsbuit werden toegevoegd aan het arsenaal in de Smolny-buurt. Men hoorde er motoren gonzen en motorrijwielen knetteren. Pantserwagens, in lange rijen. ‘De auto is een veel echter teken van de moderne macht dan scepter en kroon’. In het klooster weergalmden voetgedreun en stemmen. De gangen werden modderig, verlengstukken bijna van het voorplein. Het congres werd voortgezet. Lenin leidde het in met de woorden: ‘Wij beginnen nu met de opbouw van de socialistische orde’. Hij betoogde, dat hem reeds in Zwitserland voor ogen stond de imperialistische oorlog in een burgeroorlog om te zetten. Nu ging het er om de zegevierende burgeroorlog in vrede om te zetten. Er moest worden aangestuurd op een vrede zonder annexaties of schadeloosstellingen. ‘Luistert, volken! De revolutie biedt U de vrede aan. Men zal haar van schending van verdragen beschuldigen. Zij is echter trots hierop. Er is geen grotere verdienste denkbaar, dan bondgenootschappen van bloedige roofzucht te verbreken. De bolsjewiki hebben dit gewaagd. Zij alleen hebben het gewaagd.’ Plotseling gingen allen staan en hieven de klanken van de Internationale aan. Een oude soldaat huilde als een kind. Het gehele presidium, met Lenin aan het hoofd, stond met bezielde ogen voor de zingende menigte. Toen de laatste tonen waren weggestorven, riep iemand ‘Leve Lenin!’ De emoties der aanwezigen verenigden zich in een vulcanische uitbarsting van dankbaarheid en geestdrift. |
|