de bal voort te slaan. Alleen op ‘hands’ werd scherp gelet. Maar de bal bleef toch laag, rolde traag over het veld, langzaam als de mannen zelf. Héél langzaam...
***
Binnen enkele weken na Amerika's oorlogsverklaring aan Duitsland begon de reorganisatie van het Amerikaanse productie-apparaat: de omschakeling naar de ‘oorlogs-economie’. Voor de mobilisatie van techniek en arbeidskracht vond Wilson bekwame medewerkers. Bernard M. Baruch leidde de inrichting der oorlogsindustrieën, Herbert Hoover regelde de levensmiddelenvoorziening; Newton D. Baker bracht leger en vloot op volle oorlogssterkte.
Scheepswerven verrezen bij dozijnen uit de grond; er werd dag en nacht gewerkt. In deze jaren bereikten de States onder centrale leiding de ver-doorgevoerde specialisatie, normalisatie en standaardisatie, die tot dusver wel in de lijn der technische ontwikkeling hadden gelegen, maar die ten dele toch op particuliere belangen in engere zin waren afgestuit. In December 1917 kwamen alle spoorwegen onder contrôle van de regering. Er werd meer ijzer en staal geproduceerd dan de ammunitiefabrieken konden verwerken; er liepen meer schepen van stapel dan de Duitse duikboten vernietigden. Amerika was het grote ‘wapenarsenaal der democratie’ geworden, zoals Rathenau de Duitse generale staf had voorspeld. Anderzijds waren de Amerikanen realistisch genoeg om te begrijpen, dat men met materiaal alleen geen oorlog wint. Er moest ook een oorlogsdoel zijn, een consensus der grote massa, een gerichte strijdlust. En voor zover deze er niet was, kon zij in het leven worden geroepen. Daarvoor diende de ‘propaganda’, de vorming der publieke opinie met het gehele stelsel van kunstgrepen, waarvan de democratie nu de primeur kreeg, doch dat later door de dictaturen tot een nòg hogere graad van perfectie werd opgevoerd.
Als ‘minister van propaganda’, officieel met de iets bescheidener titel van voorzitter van het ‘Committee on Public Information’, trad George Creel op. In intieme kring een genoeglijk causeur, deze Creel, vriendelijk, hartelijk, voorkomend. Maar zodra hij zijn pen opnam of tijdens een van zijn campagnes het spreekgestoelte besteeg, ‘combineerde hij het woeste élan van Dalton en Marat’.
Binnen een jaar telde Creel's organisatie 150.000 medewerkers. 75.000 van hen traden op als ‘four minute men’, korte vier minuten-speechjes houdend op straat, in treinen, in bioscopen, in