afschieten, het langsgieren en het inslaan van kogels onderscheiden. Uit het geratel van machinegeweren wist hij de ligging van de vijand te bepalen. Zijn neus kende alle geuren van het slagveld, de chloorlucht, de kruitdamp, de lijkenlucht en alle variaties daartussen. Hij verstond de kunst met vliegtuigen samen te werken door witte doeken in granaattrechters uit te spreiden. Artilleristen hield hij op de hoogte door middel van lichtsignalen met een verzoek om spervuur, vernietigingsvuur of verplaatsend vuur. Vele batterijen reageerden op de bevelen van hen, die in de voorste linies de toestand het best konden beoordelen. Hij beheerste de berichtendienst, die begon te haperen naarmate de slag vorderde. Hij kende de betekenis van postduiven, signaalspiegels en telefoonlijnen, maar wist ook dat tenslotte toch nog het meest van zijn eigen benen afhing.
De soldaat van 1917 kon met lichte en met zware machinegeweren omgaan, met mijnwerpers, vlammenwverpers en mortieren, om nog maar te zwijgen van de alledaagse geweren en handgranaten. Hij kon alle kalibers van 7,5 tot 42 cm onderscheiden en zag aan granaatscherven of deze afkomstig waren van Engels scheepsgeschut of een Franse houwitser. Hij was op zijn hoede voor de uiterst explosieve brisantbommen, die akelig horizontaal aankomen, een nauwelijks zichtbare trechter maken, maar een des te afschuwelijker scherfwerking hebben.
De zware mijnen, die zo rustig door de lucht komen aansuizen en met een hels lawaai ontploffen, waren hem even vertrouwd als de kleine, die er als speelgoed uitzien. Hij had ook ervaring in de ondergrondse landmijnenoorlog. Hij wist wanneer het loonde zijn tegenstander door ontploffingen murw te krijgen en wanneer het tijd was zich terug te trekken om zelf niet te worden gekraakt. Hij kende de luisterinstallaties en de meetwerktuigen van de verkenners, evenals het doen en laten van de stoottroepen, deze specialisten in het oprollen en afgrendelen van loopgraven. Ook wist hij hoe men vat kon krijgen op tanks, het nieuwste spookbeeld in de grote strijd.
Wat kende hij niet? Er bestonden voor hem geen verrassingen meer. Zelfs de dood bracht hem niet meer uit zijn evenwicht; hij was er te dicht bij en er te veel mee vertrouwd. Of het uitliep op een zware verwonding, zodat hij thuis kon komen, op een massagraf of een apart graf, een erekerkhof naast een lazaret in de achterhoede, of een langzaam vergaan in een trechterveld ergens in de