[Churchill, de jonge minister van marine]
Churchill, de jonge minister van marine, wist dat hij eisen kon stellen. Het Engelse volk toonde zich in toenemende mate ongerust over de snelle expansie van de Duitse vloot. Waarom had Engeland in 1906 slechts drie ‘dreadnoughts’ gebouwd in plaats van de vier, die op het program stonden? En in 1908 slechts twee van dit zwaarste type slagschepen? ‘Acht per jaar’, zo luidde het oordeel van velen. Overal hoorde men het rijmpje: ‘We want eight and we won't wait!’
Zóveel kon de minister niet bieden, maar toch altijd meer dan één van zijn voorgangers, ondanks de oppositie van de Labour Party en de tegenwerking van sommige oude marinedeskundigen, die Churchill jeugdige overmoed en onervarenheid in vlootzaken toeschreven, verwijten waarop de strijdbare aristocraat het antwoord niet schuldig bleef.
Bij het vlootdebat in het Lagerhuis, de 18de Maart 1914, wist Churchill wat hem te wachten stond. De in de dienst vergrijsde admiraal Lord Charles Beresford had reeds aangekondigd dat hij de ontwerpvlootwet eens aan deskundige critiek zou onderwerpen, waarbij de minister maar niet te veel op zijn clementie moest rekenen.
Strijdlustig als gewoonlijk was Churchill in de voorste ministersbank gaan zitten, dadelijk nadat Lord Beresford zijn speech met enige zuurzoete vriendelijkheden aan het adres van de minister had geopend. Churchill leunde in voorgewende onverschilligheid achterover, stak zijn handen in de broekzakken en luisterde met enige grimassen, nu en dan instemmend knikkend als Beresford een rechtstreekse aanval op zijn beleid begon.
Lord Beresford, getart door de uitdagende blik van zijn tegenstander op de voorste rij, begon nu zijn verwijten een meer persoonlijke inhoud te geven. Hij had nog steeds niet over zijn verbazing kunnen heenkomen, zei hij, dat de leiding der marine in handen was gelegd van iemand die nog maar een jongen was.
Churchill strekte zijn benen wijd uit en leunde nog wat verder achterover.
‘Wat weet hij eigenlijk van de vloot?’, vervolgde de admiraal zijn betoog. ‘Toen ik reeds voor de belangen van het benedendekse lagere personeel opkwam, greep hij nog naar de zuigfles.’
Churchill liet een gapend geluid horen; hij geeuwde over de volle breedte van zijn gezicht om daarmee demonstratief zijn minachting voor de spreker te tonen.