tegenbezoek beantwoordde. Men wist ook dat het de wens van de tsaar was hem alle eer te bewijzen.
Het bleef Nicolson niet verborgen dat de toestand van het rijk zorgen baarde. Achter de op de voorgrond tredende moeilijkheden, de conflicten tussen de regering en de Doema, corruptie en het toenemend aantal aanslagen, lag het euvel, dat deze samenleving blijkbaar niet meer in staat was mannen van talent naar de verantwoordelijkste posten op te stuwen. En van de tsaar viel niets te verwachten.
In zijn dagboek hield Nicolson aantekening over alle ontmoetingen van enige betekenis. Hij had zich verbaasd over de onbeduidendheid van de premier Goremykin, die hij aantrof ‘achterover geleund op zijn sofa, een stapel Franse romans naast zich’; een vrij oude heer, wat slaperig, vol minachting voor de Doema, die hij liefst snel ontbonden zag. Vervolgens Iswolsky, minister van buitenlandse zaken: stijf, correct met zijn monocle en rechte haarscheiding. ‘Hij had de gewoonte zijn korte Russische nek in zijn witte boord te draaien en, zoals Russen wel meer doen, zich af te wenden van de persoon, die zij de hand schudden.’
De ontbinding van de Doema, de 22ste Juli 1906, deed het ergste vrezen. Slechts de benoeming van de bekwame Stolypin tot minister van binnenlandse zaken en enige tijd later tot premier, gaf enige hoop op een gematigde politiek.
Nicolson beschreef hem als een deftig, doodsbleek heer, onberispelijk gekleed, koel en beheerst, maar met eerlijke ogen. Hij scheen Engeland gunstig te zijn gezind en werkte er toe mede Iswolksky voor besprekingen naar Parijs en Londen af te vaardigen, speciaal om de bestaande wrijving over Perzië, Thibet en Afganistan in de sfeer van vriendelijke onderhandeling te brengen. En inderdaad gelukte het voor hangende geschillen een oplossing te vinden. Nicolson ging hierbij te werk met de beminnelijke hardnekkigheid van een humaan tandarts, die drie naast elkaar gelegen zieke kiezen heeft te behandelen. Als hij enigermate met Afganistan was gevorderd en op een kwetsbaar punt stootte, ging hij haastig over op Thibet, en als zich hierbij onaangenaamheden begonnen voor te doen, op Perzië. Het duurde echter nog tot Augustus 1907 eer de tekst van de Engels-Russische alliantie tot ieders bevrediging was geredigeerd.
***